→ Rozdzial 7 → Start Learning / Download MP3 Flashcards

Question		Answer
de kledingzaak start learning		clothes shop
de kleding start learning		clothes
de zaak start learning		shop / store
de broek start learning		trousers
kopen start learning		buy
de verkoopster start learning		saleswoman
helpen start learning		help
het meisje start learning		girl
de jongen start learning		boy
zoek (zoeken) start learning		am looking for
de spijkerbroek start learning		jeans
de maat start learning		size
normaal start learning		usually
soms start learning		sometimes
groter (groot) start learning		larger
de kleur start learning		colour
wat voor Welke kleur en wat voor model wilt u? start learning		what kind of Which color and model would you like?
het model start learning		style
lichte (licht) start learning		light
laag start learning		low
verschillende start learning		different
merken (het merk) start learning		brand
probeert (proberen) start learning		try on
allebei start learning		both
ergens start learning		somewhere
passen start learning		try on
paskamers (de paskamer) start learning		changing rooms
beter (goed) start learning		better
dan start learning		than
die de-word daar start learning		that de-word there
wijd start learning		wide
kleinere (klein) start learning		smaller
het spijt me start learning		I’m sorry
kleinste (klein) start learning		smallest
dit het-word hier start learning		this het-word here
eventueel start learning		if necessary
ruilen start learning		exchange
binnen Binnen 14 dagen start learning		within Within 14 days
de bon start learning		receipt
t-shirts (het t-shirt) start learning		t-shirts
liggen start learning		are (lie)
allerlei start learning		all kinds of
wit start learning		white
zwart start learning		black
roze start learning		pink
groen start learning		green
blauw start learning		blue
zo start learning		so
beslissen start learning		decide
staat me het best (staan) start learning		suits me best
het best (goed) start learning		best
pinnen start learning		pay by debit card
Welke maat hebt u? start learning		Which size are you?
Ik heb normaal maat 40, soms groter. start learning		I'm usually size 40, sometimes bigger.
Heb u hem in een kleinere maat? start learning		Did you have it in a smaller size?
Dit is de kleinste maat van dit model. start learning		This is the smallest size of this model.
Welk merk zoek u? start learning		What brand you are looking for?
Heb u deze broek ook in het zwart? start learning		Do you have these pants also in black?
een laag model start learning		a low model
een beetje wijd start learning		a little wide
een strak model start learning		a tight model
Probeert u ze allebei maar even. start learning		Try them both but equally.
Waar kan ik ze passen? start learning		Where can I try them? Gdzie moge je przymierzyc?
En hoe zitten ze? start learning		And how are they? Jak leza ciuchy?
Dit roze shirt staat me het best. start learning		This pink shirt is for me the best.
de broek Zwart - De zwarte broek start learning		the pants czarne spodnie
de spijkerbroek Blauw - De blauwe broek start learning		the jeans tłumaczenie przykłniebieskie spodnieadu ze słówkiem
het T-shirt Oranje - Het oranje T-shirt start learning		the T-shirt pomaranczowy T-shirt
De trui Groen - De groene trui start learning		The sweater Zielony sweter
De bloes Geel - De geele bloes start learning		The blouse Zolta bluzka
Het overhemd Wit - Het wite overhemd start learning		The shirt Biala koszula
De rok Bruin - De bruine rok start learning		The skirt Brazowa spodnica
De jurk Rood - De roode jurk start learning		The dress Czerwona sukienka
De jas Roze - De roze jas start learning		The coat Rozowa kurtka
De schoenen Paars - De paarse schoenen start learning		The shoes Purpurowe buty
Donkerblauw start learning		Dark blue
Lichtgroen start learning		Light green
Je draagt een spijkerbroek start learning		You wear jeans
klein kleinER - (het) kleinST start learning		little mniejszy najmniejszy
groot grotER - (het) grootst start learning		great wiekszy najwiekszy
duur duurDER - (het) duurST start learning		expensive drozszy najdrozszy
goed better (dan) - (het) best [even goead als] start learning		good tlepszy najlepszy [as good as]
veel meer (dan) - (het) meest [even veel als] start learning		much wiecej najwiecej [as veel as]
graag liever het liefst [even graag als] start learning		gladly chetniej najchetniej [as gladly as]
weinig minder - het minst [even weinig als] start learning		few mniej najmniej [as small as]
mij / me De man geeft mijn een boek start learning		mnie / mi / mna Komu/Czemu - Ten czlowiek dal mi olowek
jou / je De vrouw geeft jou (je) de roze jas. start learning		tobie, ci, tobą Komu/Czemu - Kobieta dala ci rozowa kurtke
hem Jij geeft hem een boek start learning		jemu, mu, niemu Komu/ Czmu - Dales mu ksiazke
haar De man geeft haar de rok start learning		jej, nią, niej Komu/Czemu - Pan dal jej spodnice
u De vrouw geeft u de blauwe spijkerbroek start learning		panstwu/panem Komu/ czmu - Kobieta dala Panstwu niebieskie jeansy
ons De vrouw geeft ons de rode schoenen start learning		nam, nami, nas Komu/ Czemu - Pania dala nam czerwone buty
jullie De vrouw geeft jullie de wite broek start learning		wam, wami, was Komu/ Czemu - Pani dala wam biale spordnie
hun De vrouw geeft hun de kleiner jas start learning		im, nim, nimi, nich komu/Czemu - Pani dala im mniejsza krtke
hem (de words) Ik heb hem een fles wijn gegeven start learning		him (DEwords) Dałem mu butelkę wina
het (het words) start learning		it (HET words)
hun start learning		im, nim, nimi, nich osoby
ze start learning		im, nim, nimi, nich osoby i rzeczy

rozdzial 7

You must sign in to write a comment

More