Toggle navigation
Create account
Sign in
Create flashcards
Courses
języki obce
niderlandzki
Dutch: day 2
Top 1000 Dutch Words
Dutch in 1 day
Top 300 adjectives in Dutch
Top 500 Dutch verbs
Irregulire verba bijten-aanraden
Irregulire verba bijten-aanraden
0
51 flashcards
tabitha3516
start learning
download mp3
×
Perfect for auditory learners
–
Turn your words in an audiocourse and learn:
while riding on the bus or in a car
walking the dog
waiting in line
before bedtime
This function is only available for premium users.
activate a premium account
sample recording
print
×
Perfect outside
–
Print your words:
as a handy list
as flashcards to be cut out
This function is only available for premium users.
activate a premium account
an example of a printout
play
test yourself
Question
Answer
bijten / beet/ hebben gebeten
start learning
gryźć
ontbijten / ontbeet / hebben ontbeten
start learning
jeść śniadanie
blijken/ bleek/ zijn gebleken
start learning
się okazało / wyszło
overblijven/ bleef over / zijn overgebleven
start learning
pozostawiać (np. resztki)
thuisblijven/ bleef thuis / zijn thuisgebleven
start learning
pozostać w domu
overdrijven /overdreef/ overdreven
start learning
przesadzać
glijden; gleed; zijn gegleden
start learning
szybować; poślizgnąć się;
grijpen/ greep/ h. gegrepen
start learning
chwytać
aankijken / keek aan / hebben aangekeken
start learning
przyglądać się
bekijken / bekeek/ h. bekeken
start learning
obejżeć/ oglądać
nakijken / keek na / hebben nagekeken
start learning
sprawdzić/ zbadać/ skonsultować
rondkijken / keek rond / rondgekeken
start learning
rozejrzeć się
uitkijken / keek uit / uitgekeken
start learning
oczekiwać na/wyczekiwać
terugkrijgen / kreeg terug / teruggekregen
start learning
odzyskać
lijden/ leed / h. geleden
start learning
cierpieć
overlijden / overleed / zijn overleden
start learning
umierać
doorrijden / reed door / zijn doorgereden
start learning
kontynuować jazde
meerijden / reed mee / zijn meegereden
start learning
jechać ze mną
terugrijden / reed terug / zijn teruggereden
start learning
wracać
schijnen / scheen/ hebben geschenen
start learning
świecić
beschrijven / beschreef / hebben beschreven
start learning
opisywać
(zich) inschrijven / schreef in / ingeschreven
start learning
zapisać się / zarejstrować się
opschrijven / schreef op / opgeschreven
start learning
zapisywać / notować
overschrijven / schreef over / overgeschreven
start learning
przepisywać / kopiować
voorschrijven / schreef voor /voorgeschreven
start learning
przepisać / zalecać (recepta)
snijden/ sneed/ h. gesneden
start learning
ciąć
bewijzen / bewees / hebben bewezen
start learning
udowodnić
zwijgen / zweeg/ h. gezwegen
start learning
milczeć
binnengaan / ging binnen / zijn binnengegaan
start learning
wchodzić do domu
dichtgaan / ging dicht / zijn dichtgegaan
start learning
zamykanąć się
doodgaan / ging dood / zijn doodgegaan
start learning
umierać
doorgaan / ging door /zijn doorgegaan
start learning
kontynuować
omgaan / ging om / zijn omgegaan
start learning
obejść
opengaan / ging open / zijn opengegaan
start learning
otwierać / otwierać się
overgaan / ging over / zijn overgegaan
start learning
przejść przez coś (doświadczenie)
teruggaan / ging terug / zijn teruggegaan
start learning
wracać
uitgaan/ ging uit/ zijn uitgegaan
start learning
wyjść
afhangen / hing af / afgehangen
start learning
zależy od / zawieszony / zależny
loslaten / liet los / hebben losgelaten
start learning
puścić
toelaten / liet toe / toegelaten
start learning
pozwalać / zezwalać
verlaten/ verliet/ h/z verlaten
start learning
opuścić
uitslapen / sliep uit / uitgeslapen
start learning
wysypiać się
ontslaan / ontsloeg / ontslagen
start learning
odwołać / zwolnić
dragen/ droeg / h gedragen
start learning
nosić
gedragen / gedroeg / gedragen
start learning
zachowywać się
varen / voer / h.z. gevaren
start learning
żeglować
ervaren / ervoer / ervaren
start learning
doświadczać
aanvragen / vroeg aan / aangevraagd
start learning
wnioskować / składać prośbę o
(zich) afvragen / vroeg af /afgevraagd
start learning
zapytać siebie
ontstaan / ontstond / zijn ontstaan
start learning
powstać
aanraden / radde aan / aangeraden
start learning
polecać
Create flashcards
niderlandzki
See related flashcards:
My lesson
verbe
thema 10
l3
My lesson
My lesson
lesson 9
Meine Lektion
verbs
lesson 1
You must sign in to write a comment
×
Main
Progress bar
Clock
Enforce good response
Content
Text
Example text
images
Recordings
Example recordings
recordings native
Grammar highlighting
Retyping options
ignore:
spaces
diacritics
brackets
punctuation
capital letters
no article
combine shortcuts
order
report an error
Thank you for reporting :)
1
2
3
4
check
next
I'm right ↑
(
Tip:
Pressing
enter
considers the answer to be
wrong
Tip2:
in order to see the question again, click on the notepad )
revise
I knew it
show answer
check
next
I'm right ↑
(
Tip:
Pressing
enter
considers the answer to be
wrong
Tip2:
in order to see the question again, click on the notepad )
Well done, you're doing fine:)
The creator of these flashcards is Tabitha3516.
Click here to create your own download :)
If you prefer ready, try out our professional courses.
TOEFL - Most important words
try it for free
Synonyms for most overused English words
try it for free
Repeat all
Repeat difficult flashcards
End of round
1
Summary
round
I knew it
revise
1
(
)
(
)
Next round
revise what you didn't know
`
1
2
3
4
5
6
7
8
9
0
-
=
Nederlands, Vlaams
English
American English
Français
Deutsch
italiano
Norsk
język polski
português
русский язык
español
Svenska
українська мова
gjuha shqipe
العربية
euskara
беларуская мова
български език
català, valencià
中文, 汉语, 漢語
hrvatski jezik
český jazyk
dansk
Esperanto
eesti keel
føroyskt
suomen kieli
galego
ქართული
ελληνικά
עברית
हिन्दी, हिंदी
magyar
Íslenska
Bahasa Indonesia
日本語, にほんご
ಕನ್ನಡ
Қазақша
한국어, 韓國語, 조선어, 朝鮮語
latine
latviešu valoda
lietuvių kalba
Lëtzebuergesch
македонски јазик
bahasa Melayu, بهاس ملايو
Malti
Papiamento
فارسی
Português brasileiro
limba română
rumantsch grischun
Gàidhlig
српски језик
slovenský jazyk
slovenski jezik
ไทย
Xitsonga
Setswana
Türkçe
اردو
Tiếng Việt
isiXhosa
ייִדיש
isiZulu
q
w
e
r
t
y
u
i
o
p
[
]
\
a
s
d
f
g
h
j
k
l
;
'
z
x
c
v
b
n
m
,
.
/
Ctrl + Alt
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
×
Select the correct answer
create a new test
×
Pair all the words as quickly as possible!
0
steps
New game:
4x3
5x4
6x5
7x6
×
Log in
Log in
Sign in
Login or Email
Password
Sign in
Forgot your password?
Don't have an account?
Log in
Log in
Create account
Get Started with this Free Course!
No Cost. No Obligation. No Spam.
Your email address
Create account
Already have an account?
I accept the
terms
and
privacy policy