Toggle navigation
Create account
Sign in
Create flashcards
Courses
języki obce
niderlandzki
Dutch: day 2
Top 1000 Dutch Words
Dutch in 1 day
Top 300 adjectives in Dutch
Top 500 Dutch verbs
Holenderski czas przeszly
Holenderski czas przeszly
0
100 flashcards
desdesdes30
start learning
download mp3
×
Perfect for auditory learners
–
Turn your words in an audiocourse and learn:
while riding on the bus or in a car
walking the dog
waiting in line
before bedtime
This function is only available for premium users.
activate a premium account
sample recording
print
×
Perfect outside
–
Print your words:
as a handy list
as flashcards to be cut out
This function is only available for premium users.
activate a premium account
an example of a printout
play
test yourself
Question
Answer
aandoen hebben aangedaan deed aan deden aan
start learning
ubrac
aankomen, kom aan, kwamen aan, zijn aangekomen
start learning
przyjezdzac
afwassen hebben afwassen waste af wasten af
start learning
prac
bakken/ bak/ bakte/ bakten/ h gebakken
start learning
piec smazyc
beginnen zijn begonnen begon begonnen
start learning
zaczac rozpoczac
behangen, behing, behingen hebben behangen
start learning
tapetowac
begrijpen hebben begrepen begreep begrepen
start learning
rozumiec
bewegen hebben bewogen bewoog bewogen
start learning
poruszac sie
bijten-h. gebeten-beet/beten
start learning
ugryzc
breken -h.z. gebroken-brak/braken
start learning
lamac
brengen -h. gebracht-bracht/brachten
start learning
przyniesc
denken – dacht –gedacht hebben
start learning
myslec
doen/ doe/ deed/ deden/ h gedaan
start learning
robic
dragen-h. gedragen-droeg/droegen
start learning
zużycie ubrany
drinken-h. gedronken-dronk/dronken
start learning
pic
eten-h. gegeten-at/aten
start learning
jeść-zjadł
gaan-z. gegaan-ging/gingen
start learning
isc
genezen-h. genezen-genas/genazen
start learning
wyleczyć-zdrowiec
geven-h. gegeven-gaf/gaven
start learning
dac dawac
gieten-h. gegoten-goot/goten
start learning
wlewac, podlewac
hangen-h. gehangen-hing/hingen
start learning
wisiec
hebben-h. gehad-had/hadden
start learning
miec
helpen-h. geholpen-hielp/hielpen
start learning
pomagac
houden van hebben gehouden hield, hielden
start learning
kochac
inbreken h. ingebroken brak in braken in
start learning
wlamywac sie
innemen h. ingenomen nam in namen in
start learning
zajac okupowac
kiezen – koos – gekozen
start learning
wybierz - wybrał - wybrane
kijken-h. gekeken-keek/keken
start learning
patrzecklimmen
klimmen-h. geklommen-klom/klommen
start learning
wspinaczka wspinanie
komen – kwam – gekomen (z)
start learning
pochodzą - przyszedł - pochodzą (z)
kopen-h. gekocht-kocht/kochten
start learning
Kup kupił / kupiła
krijgen-h. gekregen-kreeg/kregen
start learning
odbierac
kunnen-h. gekund-kon-konden
start learning
mógł-mogłem
lachen-h. gelachen-lachte/lachten
start learning
śmiać/ roześmiał
laten-h. gelaten-liet/lieten
start learning
pozwalac
lezen-h. gelezen-las/lazen
start learning
czytac
liggen-h. gelegen-lag/lagen
start learning
kłamac
lopen-h.z. gelopen-liep/liepen
start learning
chodzic
meegaan zijn meegegaan ging mee gingen mee
start learning
pòjsc razem
meeneemen h. meegenomen nam mee namen mee
start learning
wziasc ze soba
moeten-h. gemoeten-moest/moesten
start learning
musiec
mogen/ mag/ mog/ mogen/ h gemogen
start learning
mòc, miec mozliwosc
nakijken h. negekeken keek na keken na
start learning
kontrolowac
nemen-h. genomen-nam/namen
start learning
wziasc
onderzoeken h. onderzocht onderzocht, onderzochten
start learning
badac dociekac
ontbijten h. ontbeten ontbeet ontbeten
start learning
jesc sniadanie
opstan h. opgestan stond op stonde op
start learning
wstawac
oversteken zij overgestoken stak over staken over
start learning
przejsc przetoczyc
overvallen h. overvallen overviel overvielen
start learning
napasc
rijden-h.z. gereden-reed/reden
start learning
jechac
roepen-h. geroepen-riep/riepen
start learning
wolac
scheiden-h.z. gescheiden-scheidde/scheidden
start learning
rozwiedziony rozdzielac
schijnen-h. geschenen-scheen/schenen
start learning
swiecic
schrijven-h. geschreven-schreef/schreven
start learning
pisac
slaapen h. geslapen sliep sliepen
start learning
spac
sluiten-h. gesloten-sloot/sloten
start learning
zamykac
snijden-h. gesneden-sneed/sneden
start learning
ciac
spreken, h. gesproken sprak spraken
start learning
rozmawiac
springenh. gesprongen sprong sprongen
start learning
skakac, przeskakiwac
staan – stond – gestaan
start learning
byc
steken g. gestoken stak staken
start learning
utkwic dzwigac
stelen h. gestolen stal stalen
start learning
ukrasc
sterven zijn gestorven stierf stierven
start learning
zmarly
stijgen zijn gestegen steeg stegen
start learning
wzniesc sie
strijken h. gestreken streek streken
start learning
prasowac
treffen h. getroffen trof troffen
start learning
trafic
trekken h. getrokken trok trokken
start learning
ciagnac
uitdoen h. uitgedaan deed uit deden uit
start learning
zgasic
uitgaan zijn uitgegaan ging uit gingen uit
start learning
wyjsc
uitsteken h. uitgestoken stak uit staken uit
start learning
wystawac
uittrekken h. uitgetrokken trok uit trokken uit
start learning
wyciagac
vallen zijn gevallen viel vielen
start learning
spadac
varen H-Z gevaren voer voeren
start learning
zeglowac nawigowac
verbieden h. verboden verbood verboden
start learning
zabronic
vergeten – vergat vergaten– vergeten (h/z)
start learning
zaponiec
verkopen h. verkocht verkocht verkochten
start learning
sprzedac
verliezen h. verloren verloor verloren
start learning
zgubic
verstaan h. verstaan verstond verstonden
start learning
rozumiec
vertrekken zijn vertrokken vertrok vertrokken
start learning
odjezdzac
vervangen h. vervangen verving vervingen
start learning
zastąpić
vinden h. gevonden vond vonden
start learning
znalezc
vliegen H_Z gevlogen vloog vlogen
start learning
poleciec
voorkomen h. voorkomen voorkwam voorkwamen
start learning
zapobiec
vragen – vroeg vroegen – h. gevraagd
start learning
pytac
vriezen-het heeft gevroren-het vroor
start learning
zamrazac
wassen h. gewasen waste wasten
start learning
umyc
wegen h. gewogen woog wogen
start learning
wazyc
weten h. geweten wist wisten
start learning
wiedziec
wijzen h. gewezen wees wezen
start learning
wskazywac
willen h. gewild wolde wilden (wou/wouden)
start learning
chciec
winnen h. gewonnen won wonnen
start learning
wygrac
worden – werd werden– geworden (z)
start learning
być
zeggen – zei/zeiden –h. gezegd
start learning
powiedziec
zien – zag zagen– h. gezien
start learning
zobaczyc
zijn zijn geweest was waren
start learning
byc
zingen – zong zongen – h. gezongen
start learning
śpiewać
zitten h. gezeten zat zaten
start learning
siedziec
zoeken – zocht zochten– h. gezocht
start learning
szukac
zullen zou zouden
start learning
wola
zwemmen H_Z gezwommen zwom zwommen
start learning
plywac
Create flashcards
niderlandzki
See related flashcards:
Moja lekcja
Ma leçon
lesson 1
My lesson
Meine Lektion
dutch week 63
My lesson
l3
thema 10
My lesson
You must sign in to write a comment
×
Main
Progress bar
Clock
Enforce good response
Content
Text
Example text
images
Recordings
Example recordings
recordings native
Grammar highlighting
Retyping options
ignore:
spaces
diacritics
brackets
punctuation
capital letters
no article
combine shortcuts
order
report an error
Thank you for reporting :)
1
2
3
4
check
next
I'm right ↑
(
Tip:
Pressing
enter
considers the answer to be
wrong
Tip2:
in order to see the question again, click on the notepad )
revise
I knew it
show answer
check
next
I'm right ↑
(
Tip:
Pressing
enter
considers the answer to be
wrong
Tip2:
in order to see the question again, click on the notepad )
Well done, you're doing fine:)
The creator of these flashcards is Desdesdes30.
Click here to create your own download :)
If you prefer ready, try out our professional courses.
English pronunciation
try it for free
Advanced English: C1&C2 level
try it for free
Repeat all
Repeat difficult flashcards
End of round
1
Summary
round
I knew it
revise
1
(
)
(
)
Next round
revise what you didn't know
`
1
2
3
4
5
6
7
8
9
0
-
=
Nederlands, Vlaams
English
American English
Français
Deutsch
italiano
Norsk
język polski
português
русский язык
español
Svenska
українська мова
gjuha shqipe
العربية
euskara
беларуская мова
български език
català, valencià
中文, 汉语, 漢語
hrvatski jezik
český jazyk
dansk
Esperanto
eesti keel
føroyskt
suomen kieli
galego
ქართული
ελληνικά
עברית
हिन्दी, हिंदी
magyar
Íslenska
Bahasa Indonesia
日本語, にほんご
ಕನ್ನಡ
Қазақша
한국어, 韓國語, 조선어, 朝鮮語
latine
latviešu valoda
lietuvių kalba
Lëtzebuergesch
македонски јазик
bahasa Melayu, بهاس ملايو
Malti
Papiamento
فارسی
Português brasileiro
limba română
rumantsch grischun
Gàidhlig
српски језик
slovenský jazyk
slovenski jezik
ไทย
Xitsonga
Setswana
Türkçe
اردو
Tiếng Việt
isiXhosa
ייִדיש
isiZulu
q
w
e
r
t
y
u
i
o
p
[
]
\
a
s
d
f
g
h
j
k
l
;
'
z
x
c
v
b
n
m
,
.
/
Ctrl + Alt
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
×
Select the correct answer
create a new test
×
Pair all the words as quickly as possible!
0
steps
New game:
4x3
5x4
6x5
7x6
×
Log in
Log in
Sign in
Login or Email
Password
Sign in
Forgot your password?
Don't have an account?
Log in
Log in
Create account
Get Started with this Free Course!
No Cost. No Obligation. No Spam.
Your email address
Create account
Already have an account?
I accept the
terms
and
privacy policy