Ho

 0    29 flashcards    ewaabramowicz01
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
mieć
start learning
hebben had/hadden gehad
być
start learning
zijn was/waren geweest
robić
start learning
doen deed/deden gedaan
myśleć
start learning
denken dacht/dachten gedacht
jeść
start learning
eten at/aten gegeten
iść
start learning
gaan ging/gingen gegaan
dać
start learning
geven gaf/gaven gegeven
utrzymać
start learning
houden hield/hielden gehouden
wybierać
start learning
kiezen koos/kozen gekozen
patrzeć
start learning
kijken keek/keken gekeken
przyjść
start learning
komen kwam/kwamen gekomen
kupować
start learning
kopen kocht/kochten gekocht
móc/umieć/potrafić
start learning
kunnen kon/konden gekund
opuszczać
start learning
laten liet/lieten gelaten
czytać
start learning
lezen las/lazen gelezen
musieć
start learning
moeten moest/moesten gemoeten
móc
start learning
mogen mocht/mochten gemogen
wziąć
start learning
nemen nam/namen genomen
zapomnieć
start learning
vergeten vergat/vergaten vergeten
znaleźć
start learning
vinden vond/vonden gevonden
pytać
start learning
vragen vroeg/vroegen gevraagd
wiedzieć
start learning
weten wist/wisten geweten
chcieć
start learning
willen wilde/wilde/wou/wouden gewild
stawać się
start learning
worden werd/werden geworden
powiedzieć
start learning
zeggen zei/zeiden gezegd
widzieć
start learning
zien zag/zagen gezien
siedzieć
start learning
zitten zat/zaten gezeten
szukać
start learning
zoeken zocht/zochten gezocht
woleć
start learning
zullen zou/zouden -

You must sign in to write a comment