het huis 1

 0    10 flashcards    mateuszszumilas91
start learning

download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
kołdra / przykrywać
Kołdra okrywa ciało podczas snu.
start learning
het dekbed / bedekken
Het dekbed bedekt het lichaam tijdens het slapen.
taras / odpoczywać
Możesz odpocząć na tarasie.
start learning
het terras / rusten
U kunt op het terras rusten.
wieszak / wieszać
Krzysiek wiesza swoje ubrania na wieszaku.
start learning
de hanger / hangen
Krzysiek hangt zijn kleren aan een hanger.
oni kupili k / meble
Rodzice kupili nowe meble do mieszkania.
start learning
zij kochten / het meubilair
Ouders kochten nieuwe meubilair voor het appartement.
okno 2 / lato
Kiedy patrzę przez okno myślę o lecie.
start learning
het venster, de raam / de zomer
Als ik uit het raam kijk, denk ik aan de zomer
zlewozmywak / myć
Krysia zmywa talerze w zlewie.
start learning
de gootsteen / wassen
Krysia wast de borden in de gootsteen.
kaloryfer
W domu jest zimno, bo nie mam kaloryfera.
start learning
de radiator
Het is koud in huis omdat ik geen radiator heb.
domofon
Koledzy dzwonią do mnie zawsze przez domofon.
start learning
de intercom
Collega's bellen mij altijd op de intercom.
szafka
Wszystkie pamiątki mamy w szafce.
start learning
de kast
We hebben alle souvenirs in de kast.
trzymać / dywan / ściana
Rosjanie trzymają dywany na ścianach.
start learning
houden / het tapijt / de muur
Russen houden tapijten aan de muren.
Create flashcards
Nederlands, Vlaams

You must sign in to write a comment