→ Rodzina → Start Learning / Download MP3 Flashcards

start learning

Question		Answer
To jest moja mama i tata. start learning		Dit zijn mijn vader en moeder.
Dziadek start learning		de Grootvader/ opa
babcia Jutro odwiedza mnie babcia. start learning		de oma Morgen krijg ik bezoek van mijn oma.
siostra start learning		de zus.
brat Masz brata? start learning		de broer Heb je een broer?
rodzice Moi rodzice są bardzo surowi. start learning		de ouders Mijn ouders zijn zeer streng.
stać Tam stoją dwa duże domy. start learning		staan Daar staan twee grote huizen.
zawód start learning		het beroep
Moja ciocia jest z zawodu lekarzem. start learning		Mijn tante is arts van beroep.
kierowca ciężarówki start learning		vrachtwagenchauffeur
kierowca start learning		de bestuurder
gospodyni domowa start learning		huisvrouw
wujek/ciocia start learning		de oom/ de tante
wnuczek/wnuczka start learning		de kleinzoon/ de kleindochter
szwagier start learning		de zwager
małzeństwo, para małżeńska start learning		de echtpare, huwelijk, getrouwd stel
kuzyn start learning		de neef
kuzynka start learning		de nicht
teściowa start learning		de schoonmoeder
macocha start learning		de stiefmoeder
małżonek start learning		echtgenoot
kolega z klasy start learning		de klasgenoot
sąsiad start learning		de buur
sąsiadka start learning		de buurvrouw
razem, wspólnie start learning		samen / met elkar
pogoda Dziś jest brzydka pogoda. start learning		het weer Het is slecht weer vandaag.
w pobliżu start learning		In de buurt
rozwiązanie problemu start learning		de oplossing

Rodzina