→ PERFECTUM → Start Learning / Download MP3 Flashcards

Question		Answer
zapłaciłam betalen Zapłaciłam. start learning		heb betaald Ik heb betaald.
wierzyłam geloven Wierzyłam w świętego Mikołaja. start learning		heb geloofd Ik heb in Kerstman geloofd.
spotkałam się ontmoeten Spotkałam się z mamą. start learning		heb ontmoet Ik heb met mijn moeder ontmoet.
przeprowadziłam się verhuizen Wczoraj się wyprowadziłam. start learning		heb verhuisd Gisteren heb ik verhuisd.
powtórzyłam herhalen Powtórzyłam Niderlandzki. start learning		heb herhaald Ik heb Nederlands herhaald.
wypełniłam invullen start learning		Ik heb ingevuld.
wdychałam inademen start learning		heb ingeademd
wstałam opstaan start learning		ik ben opgestaan
przygotowałem klaarmaken start learning		ik heb klaargemaakt
zakładam aandoen start learning		ik heb aangedaan
zmyłam naczynia afwassen start learning		ik heb afgewassen
rozumiałam begrijpen start learning		ik heb begrepen
Upiekłam bakken start learning		ik heb gebakken
odwiedziłem bezoeken start learning		ik heb bezocht
zostałem blijven start learning		ik ben gebleven
przyniosłem brengen start learning		ik heb gebracht
zrobiłem doen start learning		ik heb gedaan
piłem drinken start learning		ik heb gedronken
zjadłem eten start learning		ik heb gegeten
poszedłem gaan start learning		ik ben gegaan
dałem geven start learning		ik heb gegeven
powiesiłem hangen start learning		ik heb gehangen
oglądałem telewizję kijken start learning		ik heb TV gekeken
Przyszedłem komen start learning		ik ben gekomen
ja kupiłem kopen start learning		ik heb gekocht
dostałam krijgen start learning		ik heb gekregen
śmiałem się lachen start learning		ik heb gelachen
Przeczytałem lezen start learning		ik heb gelezen
Chodziłem po parku. lopen start learning		ik heb in het Park gelopen. ik ben naar het park gelopen.
wziąłem nemen start learning		ik heb genomen
jadłem śniadanie ontbijten start learning		ik heb ontbeten
wstałem opstaan start learning		ik ben opgestaan
świeciło słońce schijnen start learning		de zon heeft geschenen
napisałem schrijven start learning		ik heb geschreven
Spałem slapen start learning		ik heb geslapen
kroiłem, ciąć snijden start learning		ik heb gesneden
Prasowałem strijken start learning		ik heb gestreken
Rozmawiałem spreken start learning		ik heb gesproken
wyszedłem, wystartowałem vertrekken start learning		ik ben vertroken
umyłem się wassen start learning		ik heb gewassen
byłem zijn start learning		ik ben geweest
pływałem do morza zwemmen start learning		ik ben naar de zee gezwommen ik heb 1 uur gezwommen
Posprzątałem opruimen start learning		ik heb opgeruimd
spadłem ze schodów vallen start learning		ik ben van de trap gevallen
złamałem breken start learning		ik heb gebroken
szukałem zoeken start learning		ik heb gezocht
Siedziałam zitten start learning		ik heb gezeten
powiedziałem zeggen start learning		ik heb gezegd
Miałem hebben start learning		ik heb gehad
bez ge gdy na początku jest nie dajemy ge start learning		be, ge, ver, her, ont
zaczął start learning		is begonnen
pomyślał, pomyślany start learning		gedacht
wysuszony start learning		afgedroogd afdrogen
stały się start learning		zijn geworden
zapomniałem start learning		hebben vergeten
zostały zamknięte start learning		hebben gesloten
namalowałem start learning		hebben geschilderd
widziałem start learning		hebben gezien
jechali start learning		zijn gereden
wyzdrowiał start learning		hebben genezen ik ben genezen
otrzymałem start learning		hebben ontvangen
przeczytałem start learning		hebben uitgelezen
pożyczyłem start learning		hebben geleend
pomalowałem start learning		hebben geverfd verven
wrzucili start learning		hebben gegooid gooien
tęskniłam start learning		hebben gemist
rozdzielne czasowniki start learning		aan, af, uit, op, mee, in, binnen
całował start learning		hebben gekust kussen
umiał kunnen start learning		hebben gekund
wiał (wiatr) waaien start learning		hebben hewaaid

PERFECTUM

You must sign in to write a comment

More