Niderlandzki Fiszki 09

 0    30 flashcards    karoltabaka
start learning

download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
Informuj mnie na bieżąco.
start learning
Blijf mij op de hoogte houden.
Dlaczego nie byłem o tym poinformowany?
start learning
Waarom was ik hier niet van op de hoogte?
Musimy ich powiadomić.
start learning
We moeten hen op de hoogte brengen.
Informuj mnie na bieżąco.
start learning
Hou me op de hoogte.
Będę cię informował.
start learning
Ik hou u op de hoogte.
Czy zna Pan/i zasady?
start learning
Bent u op de hoogte van de regels?
Lubią być na bieżąco.
start learning
Ze houden ervan op de hoogte te blijven.
Młodzież w naszym kraju nie interesuje się polityką.
start learning
De jeugd in ons land is niet geïnteresseerd in politiek.
Ma wielu wrogów w polityce.
start learning
Hij heeft veel vijanden in de politiek.
Nienawidzę polityki.
start learning
Ik haat politiek.
Rozmawialiśmy o polityce.
start learning
We discussieerden over politiek.
Rozmowa zeszła na politykę.
start learning
Het gesprek ging over op politiek.
Impreza była bardzo nudna.
start learning
Het feest was heel saai.
Dzisiaj jest nudny dzień.
start learning
Het Is een saaie dag vandaag.
To takie nudne.
start learning
Dit is zo saai.
Jak nudno.
start learning
Hoe saai.
Jak bardzo jesteście nudni.
start learning
Wat zijn jullie saai.
To musi być ekscytujące.
start learning
Dat moet spannend zijn.
To będzie ekscytujące.
start learning
Het zal spannend worden.
To jest bardzo ekscytujące!
start learning
Het is ontzettend spannend!
Lubi się Pan/i wysypiać?
start learning
Houdt u van uitslapen?
Zgasiłem lampkę i zasnąłem.
start learning
Ik deed de lamp uit en viel in slaap.
Zaspałem.
start learning
Ik sliep uit.
Postanowił przełożyć swój wyjazd.
start learning
Hij besloot zijn vertrek uit te stellen.
O której godzinie odjeżdża ten pociąg?
start learning
Hoe laat vertrekt deze trein?
Nikomu nie wolno wychodzić bez pozwolenia.
start learning
Niemand mag vertrekken zonder toestemming.
Za ile autobus odjedzie?
start learning
Binnen hoeveel tijd zal die bus vertrekken?
Z której stacji odjeżdża pociąg?
start learning
Uit welk station vertrekt de trein?
Samolot odlatuje o ósmej rano.
start learning
Het vliegtuig vertrekt om acht uur 's morgens.
On lubi robić wszystko sam.
start learning
Hij doet graag alles zelf.
Create flashcards
Nederlands, Vlaams

You must sign in to write a comment