Les 90 (29)

 0    28 flashcards    aleksandraherman9
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
tam
start learning
heen
znowu, z powrotem
start learning
weer
tam i z powrotem
start learning
heen en weer
po drodze, w drodze
start learning
onderweg
nocować
start learning
overnachten (overnacht, overnachtte, overnachtten)
zostać
start learning
verblijven (verlbeven, verbleef, verbleven)
pobyt
start learning
het verblijf
opiekun
start learning
de oppas
dzisiaj, w dzisiejszych czasach
start learning
tegenwoordig
osądzać, oceniać
start learning
beoordelen (beoordeeld, beordeelde, beoordeelden)
uwaga
start learning
de aandacht
energia
start learning
de energie
ponad
start learning
ruim
przestrzeń, pomieszczenie
start learning
de ruimte
myśleć
start learning
denken (gedacht, dacht, dachten)
zastanowić się
start learning
nadenken (nagedacht, dacht na, dachten na)
kończyć, dokończyć
start learning
afmaken (afgemaakt, maakte af, maakten af)
las
start learning
het bos
wołać
start learning
roepen (geroepen, riep, riepen)
Lis
start learning
de vos
tatuaż
start learning
de tatoeage
pszczoła
start learning
de bij
więzienie
start learning
de gevangenis
skóra
start learning
de huid
przyjemne, miły
start learning
aangenaam
suchy, wytrawny (o winie)
start learning
droog
zmienić zdanie
start learning
van gedachten veranderen
rozprzestrzeniać
start learning
verspreiden (verspreid, verspreidde, verspreiden)

You must sign in to write a comment