lekcja 6

 0    14 flashcards    pastarajs
download mp3 print play test yourself
 
Question Nederlands, Vlaams Answer Nederlands, Vlaams
scheren (golić)
start learning
schoor/schoren - geschoren (hebben)
wegen (ważyć)
start learning
woog/wogen -gewogen (hebben)
vragen (pytać)
start learning
vragen (pytać) -vroeg/ vroegen - gevraagd (hebben)
zeggen (mówić)
start learning
zei/ zeiden- gezegd (hebben)
bakken (piec)
start learning
bakte/bakten - gebakken (hebben)
barsten (wybuchać)
start learning
barstte/ barstten - gebarsten (zijn)
heten (nazywać)
start learning
heette/ heetten -geheten (hebben)
lachen (śmiać się)
start learning
lachte/ lachten - gelachen (hebben)
laden (ladować)
start learning
laadde/ laadden -geladen (hebben)
raden (zgadywać)
start learning
raadde/ raadden -geraden (hebben)
scheiden (rozdzielać)
start learning
scheidde/ scheidden - gescheiden (hebben)
stoten (uderzyć)
start learning
stootte/ stootten - gestoten (hebben/ zijn)
vouwen (składać)
start learning
vouwde/ vouwden - gevouwen (hebben)
wassen (myć)
start learning
waste/ wasten - gewassen (hebben)

You must sign in to write a comment