Czasowniki nieregularne g

 0    20 flashcards    Monika Cz.
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
trafić treffen
start learning
trof troffen getroffen
ciągnąć trekken
start learning
trok trokken getrokken
spaść vallen
start learning
viel vielen gevallen
złapać vangen
start learning
ving vingen gevangen
żeglować varen
start learning
voer voeren gevaren
walczyć vechten
start learning
vocht vochten gevochten
smucić się verdrieten
start learning
verdroot verdroten verdroten
zniknąć verdwijnen
start learning
verdween verdwenen verdwenen
zapomnieć vergeten
start learning
vergat vergaten vergeten
stracić verliezen
start learning
verloor verloren verloren
znaleźć vinden
start learning
vond vonden gevonden
zaplatać vlechten
start learning
vlocht vlochten gevlochten
latać vliegen
start learning
vloog vlogen gevlogen
składać vouwen
start learning
vouwde vouwden gevouwen
pytać vragen
start learning
vroeg vroegen gevraagd
żreć vreten
start learning
vrat vraten gevreten
zamarznąć vriezen
start learning
vroor vroren gevroren
uprawiać miłość vrijen
start learning
vree vreeën gevreeën
myć wassen
start learning
waste wasten gewassen
ważyć wegen
start learning
woog wogen gewogen

You must sign in to write a comment