Czasowniki

 0    48 flashcards    guest1999095
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
mieć
start learning
hebben
słyszeć
Ik hoor mijn zus praten aan de telefoon
start learning
horen
iść
start learning
gaan
ik ga een restaurant werken
być
start learning
zijn
powiedzieć
start learning
zeggen
czuć
start learning
voelen
czytać
start learning
lezen
myśleć
start learning
denken
spać
start learning
slapen
pisać
start learning
schrijven
mówić
start learning
spreken
jeść
start learning
eten
ik eet meestal havermout met notes als onbijt
pływać
start learning
zwemmen
siedzieć
start learning
zitten
trzymać
start learning
houden
widzieć
start learning
zien
robić
start learning
doen
płacić
start learning
betalen
pić
start learning
drinken
kupować
start learning
kopen
uczyć się
start learning
leren
rozumieć
start learning
begrijpen
kosztować
start learning
kosten
stać
start learning
staan
unikać
start learning
vermijden
czuć
start learning
voelen
czuć
start learning
voelen
zapominać
start learning
vergeten
kłaść
start learning
leggen
zachować spokój
start learning
blijf rustig
zastąpić
start learning
vervangen
myśleć
start learning
denken
zapomnieć
start learning
vergeten
rzucać
start learning
gooien
ruszać się
start learning
zich bewegen
rozmawiać
start learning
praten
dać
Ik heb mijn jongere broer geld gegeven voor zijn verjaardag
start learning
geven
istnieć
start learning
bestaan
wiedzieć
start learning
weten
odzywianie
start learning
voeding
wiedzieć
start learning
kennen
mierzyć
meet je gewicht
start learning
meten, meet
Dodaj
start learning
voeg
ponownie
start learning
opnieuw
mam nadzieję
start learning
hoop
surowy
start learning
rauw
Jedzenie surowych warzyw jest dużo zdrowsze.
Rauwe groenten eten is veel gezonder
dodać
start learning
toevoegen
Hoe moeilijk is het om te stoppen met toegevoegde suikers?
zawierać
start learning
bevatten
Zielona herbata również na wieta cukier.
Groene thee bevat ook cafeïne.

You must sign in to write a comment