czasowniki 39-43

 0    5 flashcards    grzegorzchmielewski6
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
wieszać
start learning
hangen, hing, hingen, hebben gehangen
mieć
start learning
hebben, had, hadden, hebben gehad
pomagać
start learning
helpen, hielp, hielpen, hebben geholpen
nazywać się
start learning
heten, heette, heetten, hebben geheten
trzymać
start learning
houden, hield, hielden, hebben gehouden

You must sign in to write a comment