Algemeen

 0    830 flashcards    bartoszkowalewski90
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
(auto) inhalen
De rode sportauto haalde mij met hoge snelheid in op de snelweg.
start learning
wyprzedzić (np. auto na drodze)
de bijl
start learning
siekiera
het zadel
start learning
siodło
ondersteboven keren
De harde wind keerde de paraplu van mijn buurvrouw helemaal ondersteboven.
start learning
odwrócić do góry nogami (np. parasolkę podczas silnego wiatru)
rozen te begieten
start learning
podlewać róże
aardig
start learning
miły
attent
start learning
uważny
behulpzaam
start learning
pomocny
betrouwbaar
start learning
niezawodny / godny zaufania
bescheiden
start learning
skromny
briljant
start learning
znakomity
charmant
start learning
uroczy
creatief
start learning
twórczy
dapper
start learning
odważny
eerlijk
start learning
szczery, uczciwy
elegant
start learning
wytworny, elegancki
energiek
start learning
energiczny
enthousiast
start learning
entuzjastyczny
filosifisch
start learning
filozoficzny
flexibel
start learning
elastyczny
galant
start learning
dzielny, waleczny
gastvrij
start learning
gościnny
gedreven
Mijn collega Lisa is echt een gedreven persoon - ze werkt altijd keihard aan haar doelen.
start learning
zdeterminowany (np. w pracy)
geduldig
start learning
cierpliwy
gemotiveerd
start learning
zmotywowany
geniaal
start learning
genialny
getalenteerd
start learning
utalentowany
gevoelig
start learning
wrażliwy
gewetensvol
start learning
sumienny
gezagsgetrouw
start learning
praworządny, przestrzegający prawa
gezellig
start learning
przytulny
goedhartig
start learning
dobroduszny
grappig
start learning
zabawny, śmieszny
handig
start learning
przydatny
heroisch
start learning
heroiczny
humoristisch
start learning
humorystyczny
idealistisch
start learning
idealistyczny
inspirerend
start learning
inspirujący
inventief
start learning
wynalazczy
knuffelbaar
start learning
przytulaśny
krachtig
start learning
potężny
leergierig
start learning
intelektualny, skory do nauki
lenig
start learning
zwinny
moedig
start learning
odważny
lief
start learning
miły, grzeczny, kochany
nuchter
start learning
trzeźwy
ondernemend
start learning
przedsiębiorczy
ondeugend
start learning
niegrzeczny
openhartig
start learning
szczery
passievol
start learning
namiętny
progressief
start learning
progresywny
pragmatisch
start learning
pragmatyczny
respectvol
start learning
pełen szacunku
ruimdenkend
start learning
otwarty, mieć otwarty umysł
schattig
start learning
uroczy
sensueel
start learning
zmysłowy
smaakvol
start learning
gustowny
stijlvol
start learning
stylowy
stoer
start learning
być twardym
trots
start learning
być dumnym
trouw
start learning
wierny
vastberaden
start learning
zdeterminowany
verantwoordelijk
start learning
odpowiedzialny
vergevensgezind
start learning
wyrozumiały
verleidelijk
start learning
kuszący, uwodzicielski
verstandig
start learning
rozsądny
vitaal
start learning
niezbędny
vrijgevig
start learning
hojny
welgemanierd
start learning
dobrze wychowany
wijs
start learning
mądry
zacht
start learning
miękki
zelfbewust
start learning
samoświadomy
zorgzaam
start learning
opiekuńczy, troskliwy
bazig
start learning
apodyktyczny
kruiperig
start learning
przerażający
het erfgoed
start learning
dziedzictwo
neigen naar
start learning
mieć tendencje do
beledigen
start learning
obrazić
beweren, de bewering
start learning
twierdzić, twierdzenie
reusachtig
start learning
olbrzymi
de deurknop
start learning
klamka (np. od drzwi)
het ongemak
start learning
niedogodność, dyskomfort
spijtbetuiginen
start learning
wyrazy żalu
het is mij opgevallen
Het is mij opgevallen dat er steeds meer elektrische fietsen in de stad zijn.
start learning
Zauważyłem, że (np. w mieście jest więcej rowerów elektrycznych)
onlosmakelijk verbonden
Nederland is onlosmakelijk verbonden met water en dijken - dat zie je overal terug.
start learning
nierozerwalnie związane (np. holandia z tulipanami)
(iets) uitvlakken
Hij probeerde mijn prestatie uit te vlakken door te zeggen dat het allemaal geluk was.
start learning
zbagatelizować (np. kogoś osiągnięcia)
nauwelijks over mijn lippen krijgen
Ik kon het slechte nieuws nauwelijks over mijn lippen krijgen toen ik het aan mijn zus moest vertellen.
start learning
ledwo przechodzić przez gardło (np. złe nowiny)
loslaten
Soms moet je oude gewoontes gewoon loslaten om verder te kunnen groeien.
start learning
odpuścić (np. gorycz)
excuses aanbieden
Na zijn fout besloot hij excuses aan te bieden aan zijn collega.
start learning
przepraszać (np. kolegę)
grap (niet) te doorhebben
Tijdens het gesprek had ik de grap niet meteen door en lachte ik iets te laat.
start learning
nie zrozumieć żartu (np. podczas spotkania)
persoonlijk opvatten
Ze probeerde de kritiek niet persoonlijk op te vatten en zag het als een kans om te groeien.
start learning
brać do siebie (np. krytykę)
fout te erkennen
Het is soms moeilijk, maar een fout te erkennen kan leiden tot betere oplossingen.
start learning
przyznać się do błędu (np. w pracy)
beseffen
Pas toen ik de foto zag, begon ik te beseffen hoeveel ik veranderd was.
start learning
zdawać sobię sprawę (np. jak bardzo się zmieniłem na przestrzeni lat)
afgestoten worden
Hij was bang om door zijn vrienden afgestoten te worden vanwege zijn mening.
start learning
zostać wyłączonym (np. z grupy)
in mijn ogen
In mijn ogen is eerlijkheid een van de belangrijkste eigenschappen die iemand kan hebben.
start learning
moim zdaniem / w moich oczach (np. szczerość jest najważniejsza)
het brengt je ver
Hard werken en doorzetten brengt je vaak ver in je carrière.
start learning
zaprowadzić daleko (np. w karierze)
in allerlei vormen en maten komen
Vriendschap komt in allerlei vormen en maten, elk uniek en waardevol.
start learning
przybierać różne formy i rozmiary (np. przyjaźń)
ten koste van alles
Ze wilde haar doel bereiken ten koste van alles, zelfs als het moeilijk werd.
start learning
za wszelką cene (np. osiągnąć cel)
inmiddels
Inmiddels woon ik al vijf jaar in Amsterdam en het voelt echt als thuis.
start learning
w międzyczasie (np. przeprowadzić się do innego miasta)
toeteren
Die boze automobilist bleef maar toeteren omdat ik volgens hem te langzaam reed.
start learning
trąbić (np. klaksonem w samochodzie)
de voorrang
Die fietser nam zomaar de voorrang terwijl hij dat helemaal niet mocht.
start learning
priorytet (np. rowerzysta na drodze)
gevaarlijk
start learning
niebezpieczny, niebezpiecznie
de uiting
start learning
wyrażać coś / ekspresja
in de war raken zijn
Veel ouderen kunnen in de war raken als ze in een nieuwe omgeving komen.
start learning
być zdezorientowanym / zagubionym (np. w nowym otoczeniu)
to be confused
verwarrend
start learning
zagmatwane, mylące
(aan) de overkant
Aan de overkant van de straat hebben ze net een leuk nieuw café geopend.
start learning
(po) drugiej stronie (np. ulicy)
schandelijk
start learning
haniebny, skandaliczny
de afwijking
De afwijking in de metingen was zo groot dat we het experiment opnieuw moesten doen.
start learning
odchylenie (np. w pomiarach)
verstand gebruiken
Je moet gewoon je verstand gebruiken en niet zomaar alles geloven wat je op internet leest
start learning
używać zdrowego rozsądku (np. i nie wierzyć wszystkiemu w internecie)
onvoorstelbaar
start learning
niewyobrażalny
zich ergeren aan
Ik erger me altijd aan mensen die hun afval op straat gooien.
start learning
irytować się (np. jak ktoś nie sprząta)
de troep
De troep in mijn kamer wordt steeds erger - ik moet echt eens gaan opruimen.
start learning
bałagan (np. w pokoju)
zich haasten
Ik haast me altijd veel te veel in de ochtend omdat ik te lang blijf slapen.
start learning
śpieszyć się (np. do pracy rano)
afkopen
Hij probeerde zijn schuldgevoel af te kopen door een duur cadeau te geven.
start learning
odkupić (np. poczucie winy)
excessief
start learning
nadmierny
zich verheven voelen
Sommige mensen voelen zich verheven boven anderen zodra ze een beetje succes hebben.
start learning
czuć się lepszym (np. od innych)
zich beheersen
Tijdens het verhitte debat moest hij zich beheersen om kalm te blijven.
start learning
kontrolować (np. swoje emocje)
boeien
Het verhaal in dat boek wist me van begin tot eind te boeien.
start learning
fascynować, urzec (np. książka)
knikken
start learning
skinienie głową
overmatig
start learning
nadmierny
zich stapelen
De taken begonnen zich op mijn bureau te stapelen, waardoor ik me overweldigd voelde.
start learning
kumulować się (np. praca)
tekort komen
start learning
nie wystarczać (np. zapasów)
telkens
Telkens als ik naar dat lied luister, word ik teruggebracht naar mooie herinneringen.
start learning
za każdym razem (np. piosenka przywołuje wspomnienia)
each time
de nadruk leggen op
Tijdens de presentatie legde hij de nadruk op de belangrijkste resultaten van het onderzoek.
start learning
podkreślić (np. powagę sytuacji)
het bestrijden van armoede
Veel organisaties zijn gericht op het bestrijden van armoede door onderwijs en werkgelegenheid te verbeteren.
start learning
walczyć z obóstwem (np. w kraju trzeciego świata)
de plan uitvoeren
Het team werkte hard om de plan succesvol uit te voeren ondanks de uitdagingen.
start learning
realizować plan (np. na siłowni)
schouderklopje
Na het behalen van het project gaf hij zichzelf een welverdiend schouderklopje.
start learning
poklepać po plecach (np. po wykonaniu dobrze zadania)
fatsoenlijk
Het is belangrijk om met anderen te communiceren op een fatsoenlijke manier, zelfs als je het oneens bent.
start learning
przyzwoity (np. komunikować się w przyzwoity sposób)
wildvreemde mensen
Tijdens zijn reis ontmoette hij wildvreemde mensen die al snel goede vrienden werden.
start learning
zupełnie obce osoby (np. spotkać w górach)
voordringen in een rij
Het irriteert me enorm als mensen voordringen in een rij, terwijl iedereen geduldig wacht.
start learning
wepchnąć się w kolejkę (np. w sklepie)
kleine gebaren
Kleine gebaren, zoals een glimlach of een vriendelijk woord, kunnen iemands dag maken.
start learning
małe gesty (np. uśmiech)
goede daden te verrichten
Het voelt altijd goed om goede daden te verrichten, hoe klein ze ook zijn.
start learning
czynić dobre uczynki (np. w życiu codziennym)
de wilskracht
start learning
siła woli
rechtsaf/linksaf slaan
Bij het volgende kruispunt moet je rechtsaf slaan om bij het park te komen.
start learning
skręcać w prawo/w lewo (np. na zakręcie samochodem)
de etalage
start learning
wystawa sklepowa
schelden
start learning
przeklinać
Ik geef niet zo veel om
Ik geef niet zo veel om mode, zolang ik me maar comfortabel voel in mijn kleding.
start learning
Nie obchodzi mnie to (np. moda)
nauw
start learning
wąski
Daar heb ik helemaal geen zin in.
start learning
Nie mam na to w ogóle ochoty
de zolder
start learning
poddasze
het gedoe
Het gedoe van verhuizen kan stressvol zijn, maar het resultaat is vaak de moeite waard.
start learning
kłopot (np. związany z przeprowadzką)
afraden
Mijn vrienden raadden me af om in het weekend naar dat drukke evenement te gaan.
start learning
odradzać (np. pójścia na imprezę)
hoge bloeddruk
start learning
wysokie ciśnienie krwi
gewrichten
Bij koud weer kunnen mijn gewrichten soms wat stijver aanvoelen.
start learning
stawy (np. w kolanach)
botsen
Tijdens het fietsen moest ik snel uitwijken om niet te botsen met een voetganger.
start learning
kolidować (np. auto z autem)
het weerbericht
Voordat ik mijn weekendplannen maakte, controleerde ik eerst het weerbericht.
start learning
prognoza pogody (np. w telewizji)
de bewolking
Door de bewolking konden we de sterren niet goed zien tijdens onze kampeernacht.
start learning
zachmurzenie (np. na niebie)
bejaarden
Het is belangrijk om regelmatig contact te houden met bejaarden om eenzaamheid te voorkomen.
start learning
osoby starsze (np. w domu starców)
uitlaatgassen
De stad nam maatregelen om de hoeveelheid uitlaatgassen te verminderen door meer fietsenstallingen te plaatsen.
start learning
spaliny (np. samochodowe)
inademen
Tijdens de wandeling in het bos voelde het verfrissend om de schone lucht in te ademen.
start learning
wdychać (np. swieże powietrze)
de versnelling
Mijn fiets heeft zeven versnellingen, maar ik gebruik er meestal maar drie.
start learning
biegi (np. w samochodzie)
verbruiken
Mijn oude auto verbruikt veel te veel benzine, daarom wil ik een elektrische kopen.
start learning
zużywać; konsumować (np. benzynę)
Zie ik niet zo zitten.
Een vakantie in de winter zie ik niet zo zitten - ik hou meer van warmte en zon.
start learning
To mi nie do końca pasuje (np. niska temperatura w zimę)
omroepen
De conducteur riep om dat de trein vertraging had door een technisch probleem.
start learning
nadanie (np. wiadomości w sklepie)
tijd te nemen
Het is belangrijk om tijd te nemen voor jezelf, anders raak je overwerkt.
start learning
poświęcić czas (np. na odpoczynek po pracy)
de soldaat
start learning
żołnierz
gerimpelde
Mijn gerimpelde oma heeft altijd de beste levensverhalen en adviezen.
start learning
pomarszczona (np. dłoń)
licht opvallen
Het licht valt mooi op de oude gebouwen tijdens zonsondergang in de binnenstad.
start learning
swiatło pada na (np. budynek)
in (de auto) stappen
Ik stapte bij het verkeerde station in de trein en kwam helemaal ergens anders uit.
start learning
wejść do (np. samochodu lub autobusu)
uittrekken
Na een lange werkdag is het eerste wat ik doe mijn schoenen uittrekken.
start learning
zdjąć (np. spodnie)
de natuur is van slag
De natuur is van slag door de klimaatverandering - de bloemen bloeien steeds vroeger.
start learning
natura jest "zdenerwowana"
naar voren te komen
De leraar vroeg wie het antwoord wist naar voren te komen, maar niemand durfde.
start learning
wyjść przed szereg / wyjść z inicjatywą (np. w karierze)
uitgescholden worden
Buschauffeurs worden tegenwoordig steeds vaker uitgescholden door boze passagiers.
start learning
zostać zwyzywanym / zbesztanym (np. przez złego klienta)
in bloei te staan
De kersenbomen beginnen al in bloei te staan, dat is wel erg vroeg dit jaar.
start learning
rozkwitać (np. tulipany)
stekelig
start learning
kolczasty
padden
start learning
ropuchy
de zuidpool
start learning
biegun południowy
werelddelen
start learning
kontynenty
bedekt met
Het handvat is meestal bedekt met rubber.
start learning
pokryty (np. gumą)
de ozonlaag
De vernietiging van de ozonlaag werd versneld.
start learning
warstwa ozonowa
de oppervlakte
De bossen behoren tot een belangrijke recreatie plaats met de oppervlakte van 3800 ha.
start learning
powierzchnia (np. w m2)
het spreekwoord
Het spreekwoord "hoe u uzelf ziet, beïnvloedt hoe anderen u zien" is zeker waar.
start learning
przysłowie (np. czego oczy nie widzą tego sercu nie żal)
niks van waar
Ik weet niet wat ze je wijs hebben gemaakt... maar ik kan je zeggen dat er niks van waar is.
start learning
nic z tych rzeczy / absolutnie nie prawdziwe (np. zła opinia o kimś)
bedroefd kijken
Op vakantie mag je niet bedroefd kijken.
start learning
wyglądać smutno / zmartwionym (np. siedząc na ławce)
wetenschappelijk bewezen te zijn
Het is wetenschappelijk bewezen dat temperatuur de nachtrust beïnvloedt.
start learning
być naukowo udowodnione (np. że powinno się spac w niższych temperaturach)
uitroeien
Ik moet nog één rat uitroeien.
start learning
wyeliminować; wykorzenić (np. szczury)
kwijlen over
Ik denk dat ze nog steeds kwijlen over die sportwagens.
start learning
ślinić się nad (np. przystojnym facetem)
doormaken van
Het was als het doormaken van ontwenningsverschijnselen.
start learning
przechodzić przez (np. chorobę)
wantrouwen
Een beetje wantrouwen is geen slechte eigenschap.
start learning
nieufność / podejrzliwość (np. względem innej osoby)
het aanmaakblokjes
start learning
podpałki (np. do grilla)
uitbraak van
De uitbraak van het coronavirus stelt ons voor enorme uitdagingen.
start learning
wybuch (np. epidemii wirusa)
akelige
Je hebt je akelige grapje gehad.
start learning
paskudne (np. choroba)
de uitvinding
Geschiedenis, is de moeder van de uitvinding.
start learning
wynalazek (np. żarówka przez Edisona)
ontslagen zijn
Klopt het dat jullie ontslagen zijn?
start learning
zostać zwolnionym (np. z pracy)
het druk hebben
De meeste mensen worden niet graag onderbroken als ze het druk hebben of ergens mee zitten.
start learning
być zajętym (np. w pracy)
in de file staan
Nee, we zouden uren in de file staan.
start learning
stać w korku (np. samochodowym)
de zender
Programma's kunnen worden gewijzigd door de zender.
start learning
nadawca (np. telewizyjny)
het huishouden
We helpen allemaal in het huishouden.
start learning
gospodarstwo domowe (np. dom rodzinny)
slank
Blond, schouderlang haar, slank gebouwd.
start learning
szczupła (np. modelka)
(de deur) openmaken
start learning
otworzyć (np. drzwi)
in de aanbieding zijn
Misschien zie je dat de aardbeien heel duur zijn, maar de blauwe bessen in de aanbieding zijn.
start learning
być w sprzedaży / promocji (np. sklepu)
letterlijk
Ik ben letterlijk voor hem gevallen.
start learning
dosłownie (np. być zwalonym z nóg z wrażenia)
(ENG) literally
voortekenen
De voortekenen voor TYPO3 Neos zijn gunstig.
start learning
przywidywania (np. dotyczące giełdy są pomyślne)
de aanleg van
Vervolgens werd begonnen met de aanleg van de dam.
start learning
budowa / kładzenie (np. nowej sieci internetowej)
verricht worden
Goed werk kan hier verricht worden.
start learning
zostać zrobione (np. dobra robota)
(ENG) to be carried out / to be performed
het wieken
Langere wieken zorgen voor efficiëntere en krachtigere prestaties.
start learning
ostrza (np. wiatraka)
energie opwekken
Het doel is dat gebouwen via hun architectonische huid energie opwekken.
start learning
generować energię (np. poprzez panele słoneczne)
stappels werk
start learning
stosy pracy / mieć bardzo dużo pracy (np. w związku z budową domu)
opgebrand zijn
Ik ben alleen een beetje opgebrand, das alles.
start learning
być wypalonym (np. w swoim zawodzie)
burn-out krijgen
start learning
wypalić się (np. zawodowo)
veel stress geven
Die gesprekken geven studenten zo veel stress.
start learning
powodować dużo stresu (np. w związku z egzaminem)
rust nemen
Jullie kunnen beter wat rust nemen.
start learning
odpocząć (np. od nauki)
klappen
Vier meisjes klappen en dansen tegelijkertijd.
start learning
klaskać (np. w rytm muzyki)
voormalige
Maar als voormalige hoofdadvocaat weet je dat
start learning
były (np. adwokat)
in de media verschijnen
Ik zal minder in de media verschijnen.
start learning
pojawić się w mediach (np. w telewizji)
veronstrustend
De mogelijke gevolgen hiervan zijn verontrustend.
start learning
niepokojący
(ENG) disturbing
komt vaak voorbij
Ik ben dol op haken en breien, dus dat onderwerp komt vaak voorbij.
start learning
często się pojawiać (np. to wyrażenie w mediach)
het zaad
Zelfs het zaad barst om gras te maken.
start learning
nasiono (np. trawy)
een dik pak sneeuw
In de winter wordt het gebied door een dik pak sneeuw omgetoverd in een wintersportparadijs.
start learning
gruba warstwa śniegu (np. na stoku narciarskim)
de stand van de zon
Om de efficiëntie van zonnepanelen te verhogen, is het huis op een platform dat roteert de stand van de zon te wijzigen.
start learning
położenie słońca (np. względem ziemii)
uitgeput zijn
We zijn uitgeput en vallen bijna in slaap op de skates.
start learning
być wykończonym (np. po ciężkiej podróży)
een dun laagje sneeuw
Het veld was hard en bedekt met een dun laagje sneeuw.
start learning
cienka warstwa śniegu (np. na murawie boiska)
de weg kwijt raken
Een kind kan de weg kwijt raken onder mijn leiding.
start learning
zgubić się (np. na drodze)
een beetje boven de pet te zijn
Wat je vraagt gaat me een beetje de pet te boven.
start learning
być poza moja ligą (np. dziewczyna)
(ENG) a little bit out of my depth
de landbouw
Tegenwoordig speelt de landbouw een marginale rol.
start learning
rolnictwo (np. przemysłowe)
opgroeien
We moeten allemaal opgroeien en verantwoording dragen.
start learning
dorosnąć (np. do 18 roku życia)
beleefd zijn
Laten we beleefd zijn voor onze gasten.
start learning
być uprzejmym (np. dla starszych)
het landschap
Ik wil graag het landschap bekijken.
start learning
krajobraz (np. w górach)
in het openbaar
Het gebeurt allemaal in het openbaar.
start learning
publiczne (np. wystąpienie)
een rol spelen
Daarnaast kan klimaatverandering een rol spelen.
start learning
grać rolę (np. w firmie)
het verzorgingshuis
Hij zat drie jaar in het verzorgingshuis.
start learning
dom opieki (np. dla starszych ludzi)
eenzaam voelen
Je kunt overal aan meedoen, onder de mensen zijn en je toch eenzaam voelen.
start learning
czuć się samotnie (np. bez dziewczyny)
onderdeel
Werk is een onderdeel van het leven.
start learning
część (np. życia)
de woestijn
Ik sta in de woestijn zonder benzine.
start learning
pustynia (np. Sahara)
in verband met
i.v.m.
In verband met het slechte weer mag je eerder naar huis.
start learning
w związku z (np. złą pogodą)
fluiten
Ik leerde hen een deuntje te fluiten.
start learning
gwizdać (np. jakąś nutę)
oprapen
Je moet gewoon de stukken oprapen.
start learning
podnosić (np. papierek z podłogi)
snoeien
Je moet kiwiplanten eenmaal per jaar snoeien.
start learning
przycinać (np. rośliny)
boren
Ondertussen vraagt de timmerman of hij even mag boren.
start learning
wiercić (np. dziurę w ścianie)
versieren
Deze keer moet je een leuke speeltuin versieren.
start learning
dekorować / ozdabiać (np. choinkę)
graas maaien
start learning
kosić trawę (np. na podwórku)
zaaien
Eerst zaaien, dan ploegen en dan oogsten.
start learning
siać (np. panikę)
knutselen
Vanmiddag was het goed weer om te knutselen.
start learning
majsterkować (np. w garażu)
de angst
Sommige verbergen de angst voor het ouder worden.
start learning
niepokój (np. po narkotykach)
(ENG) anxiety
de rommel
Maar het spijt me voor de rommel.
start learning
bałagan (np. w pokoju)
minstens
Wijzig minstens een keer per jaar al je wachtwoorden.
start learning
przynajmniej / conajmniej (np. zmieniać hasło raz w roku)
verwennen
Ik verwen mezelf met een stuk chocola, want ik heb hard gewerkt.
start learning
rozpieszczać (np. kostką czekolady)
het etikiet
Ik print het etiket voor het versturen wel uit.
start learning
etykieta (np. produktu w sklepie)
zich ontspannen
Volwassenen kunnen zich ontspannen in een jacuzzi.
start learning
odprężyć się / zrelaksować się (np. w wannie)
het wisselt
Soms ga ik met de auto, soms met de fiets. Het wisselt.
start learning
to się różni / to się zmienia (np. nakład pracy)
(ENG) it varies
benauwd
Maar het is zo benauwd daarin.
start learning
duszno (np. w mieszkaniu)
beschadigd
Ik ben gevallen en nu is mijn fiets beschadigd.
start learning
uszkodzony (np. rower)
de houding
Je moet niet te lang in dezelfde houding zitten. Beweeg regelmatig.
start learning
postawa (np. stojąca)
de bijsluiter
Voor meer informatie, zie de bijsluiter.
start learning
ulotka (np. od syropu)
de bijwerking
En dat zijn de bijwerkingen, van elk medicijn.
start learning
efekt uboczny (np. leku)
de jeuk
Die valse wimpers maken me gek van de jeuk.
start learning
swędzenie (np. nosa)
voorschrijven
De huisarts heeft me neusdruppels voorgeschreven,
start learning
przepisać (np. lek na receptę)
het nagelschaartje
Ik zoek nu een nagelschaartje op Amazon.
start learning
nożyczki do paznokci
de veiligheidsspeld
Gebruik de veiligheidsspeld om het elastiekje ook door de andere kant te steken.
start learning
agrafka
de watten
start learning
wata (np. do ran)
het verband
We moeten het verband regelmatig vervangen.
start learning
bandaż (np. do rany)
de aanpak
Niet nadenken, maar doen. Dat is de aanpak van mijn zoon.
start learning
podejście (np. do życia)
afwisselend
Ik heb een afwisselende baan. Ik doe elke dag iets anders.
start learning
naprzemienne / różne (np. obowiązki w pracy)
de uitslag
Morgen krijg ik de uitslag van mijn slaaponderzoek.
start learning
wynik (np. diagnozy)
geestelijk ziek
Je beseft toch dat ze geestelijk ziek is.
start learning
chory psychicznie (np. pacjent)
noodzakelijk
Om een goede baan te krijgen is het noodzakelijk om Nederlands te leren.
start learning
niezbędny / wymagany (np. język w pracy)
de rolstoel
Het nieuwe bed en de rolstoel helpen echt.
start learning
wózek inwalidzki
ondertussen
Als jij de boodschappen betaal, doe ik ze ondertussen in de tas.
start learning
w międzyczasie
volhouden
Kun jij lang onder water zwemmen? Ik houd het maar tien seconden vol.
start learning
wytrzymywać (np. pod wodą)
buigen
Als ik mijn rug buig, heb ik veel pijn. Iets oprapen is daarom moeilijk.
start learning
wyginać / zginać (np. ramię)
het evenwicht
De uitbreiding mag het evenwicht niet in gevaar brengen.
start learning
równowaga (np. w przyrodzie)
leunen op
Mijn oma leunt op een stok als ze loopt, anders valt ze.
start learning
oprzeć się (np. na lasce do chodzenia)
strekken
start learning
rozciągać (np. nogi)
Het boeit me niet.
start learning
Nie obchodzi mnie to.
Het zal me een worst wezen.
start learning
Mam to w dupie.
(ENG) I don't care'
nutteloos
De meesten vinden oude technologie nutteloos.
start learning
nieprzydatne / bezużyteczne (np. stary telefon)
(ENG) pointless
de container
Vul de container nooit met corrosieve materialen.
start learning
pojemnik (np. na śmieci)
de getuige
Nou traditioneel gezien regelt de getuige het vrijgezellefeest.
start learning
świadek (np. na ślubie)
gezamenlijk
We moeten gezamenlijk strijden tegen racisme.
start learning
wspólnie (np. walczyć z rasizmem)
de kruiwagen
Ik zal de kruiwagen even halen.
start learning
taczka (np. do przewożenia gnoju)
het blad
Neem het blad niet.
start learning
liść (np. z drzewa)
inbreken
Het is geen inbreken als je de sleutel hebt.
start learning
włamywać się (np. do samochodu)
de lantaarnpaal
Jij stond hier bij de lantaarnpaal.
start learning
latarnia (np. przy ulicy)
nuttig
Een dergelijk initiatief is natuurlijk nuttig.
start learning
przydatne (np. notatki)
(ENG) usefull / helpfull
de overkant
Ik breng u naar de overkant.
start learning
druga strona (np. ulicy)
zich inzetten voor
De buurman zet zich in voor de buurt. Hij repareert fietsen voor de buren.
start learning
być zaangażowanym w / być zobowiązanym do (np. w akcje charytatywne)
schoonhouden
Ik houd de gang in de flat schoon. Ik dweil twee keer per week.
start learning
zachowywać czystość (np. w ogrodzie)
bereid zijn om
Kan iemand je helpen? Ja, mijn broer is bereid om me te helpen.
start learning
być gotowym na (np. żeby komuś pomóc)
in de loop van
In de loop van de week gaat het sneeuwen.
start learning
w ciągu (np. miesiąca)
waarderen
Ik waardeer jullie hulp! Ik vind het echt heel fijn.
start learning
doceniać (np. pomoc)
aanvullen
Het zout is bijna op. Ik koop meer zout en ik vul het aan.
start learning
dodać / uzupełnić (np. sól w solniczce)
zich druk maken om
Ik maak me druk om mijn zoontje. Ik ben ban dat hij ziek wordt.
start learning
martwić się o (np. syna)
nogal
In deze kamer past geen grote bank. De kamer is nogal klein.
start learning
dosyć (np. mały)
het platteland
Uitstekende locatie, buurt en uitzicht op het platteland.
start learning
wieś (np. stanomino)
de vervuiling
Door de vervuiling van het water gaan vell vissen dood.
start learning
zanieczyszczenie (np. powietrza)
het vrijstaande huis
Dit vrijstaande huis bestaat uit drie appartementen.
start learning
dom wolnostojący
de heuvel
Onderaan de heuvel is een benzinestation.
start learning
wzgórze
de jeugd
De belangrijkste doelgroep moet de jeugd zijn.
start learning
młodzież (np. szkolna)
(ENG) youth
aan de rand
Wij hebben een huis aan de rand van het bos.
start learning
na obrzeżach (np. miasta)
verbouwen
Volgens Lawrence was Rick de garage aan het verbouwen.
start learning
przebudować (np. kuchnię)
vochtig
Het doekje moet steeds vochtig blijven.
start learning
wilgotny (np. klimat)
mengen
Niet schudden of mengen voor gebruik.
start learning
mieszać (np. zupę)
achteraan
Het toilet is helemaal achteraan in de gang.
start learning
z tyłu (np. budynku)
de emmer
Vul de emmer met warm zeepsop.
start learning
wiadro
mislukken
Mijn taart is mislukt. Hij smaakt vreselijk.
start learning
zawieść / niepowieść się (np. misja wojskowa)
(ENG) to fail / failure
Ik besef, dat
Ik besef dat ik ouder word. Ik heb een bril nodig om te lezen.
start learning
Zdaję sobie z tego sprawę, że (np. to nie moja sprawa)
de erfenis
Herinner de erfenis die ze ons achterlieten.
start learning
dziedzictwo (np. króla)
de gracht
Geweldig hotel met een prachtig uitzicht op de gracht.
start learning
kanał (np. w Amsterdamie)
geld opnemen
Ik heb 100€ opgenomen bij de geldautomaat.
start learning
wypłacać pieniądze (np. z bankomatu)
kwijtraken
Ik ben mijn handschoenen in de trein kwijtgeraakt.
start learning
zgubić / stracić (np. rękawiczki)
zich schuldig voelen
Ik voel me schuldig als ik een fout maak op mijn werk.
start learning
czuć się winnym
gierig
start learning
skąpy
gul
start learning
hojny
inzamelen
Emma zamelt geld in voor de Dierenbescherming.
start learning
zebrać (np. pieniądze na cel charytatywny)
de bruid
start learning
panna młoda
de bruidegom
start learning
pan młody
het zakgeld
Mijn neefje spaart al zijn zakgeld op voor een nieuwe spelcomputer.
start learning
kieszonkowe (np. na nowy rower)
verdacht
Die man gedroeg zich verdacht toen hij steeds rond het huis bleef lopen.
start learning
podejrzany / podejrzanie (np. się zachowywać)
verlopen
Mijn paspoort verloopt op 1 juli. Ik moet een nieuw paspoort aanvragen.
start learning
tracić ważność (np. paszport)
het verzoek
Ik heb een verzoek: willen jullie geen harde muziek draaien?
start learning
prośba (np. o ściszenie muzyki)
beperkt
U kunt een beperkt aantal kaartjes reserveren: maximaal vijf.
start learning
ograniczona (np. ilość)
dwingen om te
Marisol wil niet naar de dokter, maar haar dochter dwingt haar om te gaan.
start learning
zmusić do (np. pójścia do doktora)
opgelucht zijn
Carlos is opgelucht omdat de operatie van zijn zon goed is gegaan.
start learning
odczuwać ulgę (np. po operacji)
de kinderbijslag
start learning
zasiłek na dziecko
de uitgaven
Onze nieuwe auto was een grote uitgave.
start learning
wydatki (np. codzienne)
geld overhouden
Ik probeer wat geld over te houden aan het einde van de maand.
start learning
zaoszczędzić pieniądze (np. na końcu miesiąca)
de hovenier
start learning
ogrodnik
de schutting
Tussen de tuin van de buren en onze tuin staat een schutting.
start learning
ogrodzenie
de vijver
In de vijver bij het park zwemmen prachtige zwanen met hun kleintjes.
start learning
staw (np. w parku)
zinloos
Het is zinloos om je druk te maken over dingen die je toch niet kunt veranderen.
start learning
bez znaczenia / bez sensu (np. martwić się)
vegen
Ik moet elke dag de vloer vegen omdat mijn kat zoveel haar verliest.
start learning
zamiatać (np. podłogę)
zuinig
Olga is heel zuinig en gebruikt haar theezakje drie keer.
start learning
ekonomiczny (np. samochód)
blijken dat
Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders steeds langer worden.
start learning
okazać się, że (np. mówił prawdę)
met terugwerkende kracht
De nieuwe regels gelden met terugwerkende kracht vanaf januari vorig jaar.
start learning
z mocą wsteczną (np. zasiłek)
misgaan
Na twee jaar huwelijk ging het mis bij onze buren. Ze zijn nu gescheiden.
start learning
pójść źle (np. małżeństwo)
achteraf te betalen
Als je via deze website bestelt, hoef je pas achteraf te betalen. Je mag het product eerst twee weken proberen.
start learning
do zapłaty później (np. rata kredytu)
de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is momenteel erg gunstig voor mensen die werk zoeken.
start learning
rynek pracy
de verdeling
De verdeling van de erfenis was niet eerlijk. Ik reeg minder dan Carlos.
start learning
podział (np. pieniędzy)
stijgen
De olieprijzen zijn gestegen. We betalen meer dan vorig jaar.
start learning
wzrost (np. cen paliwa)
gapen
Ik moest steeds gapen tijdens die saaie vergadering vanmorgen.
start learning
ziewać
oppompen
Ik moet de banden van mijn fiets elke week oppompen omdat er een klein gaatje in zit.
start learning
pompować (np. dętke od roweru)
schillen
Mijn oma kan aardappels schillen zonder ook maar één keer de schil te breken.
start learning
obierać (np. jabłko)
uitdelen
De buurvrouw deelde zelfgebakken koekjes uit aan alle kinderen in de straat.
start learning
rozdawać (np. autografy)
stressbestendig
Ook op dukke moementen blijf ik rustig. Ik ben echt stressbestendig.
start learning
odporny na stres (np. kandydat na stanowisko)
de vaardigheiden
Als je in de ICT wilt werken, moet je goede digitale vaardigheden hebben.
start learning
umiejętności (np. jazdy ciężarówką)
het ritme
Het ritme van de muziek maakte dat iedereen spontaan begon te dansen.
start learning
rytm (np. muzyki)
enerzijds... anderzijds
Ik weet niet of Nahom geschikt voor deze baan is. Enerzijds is hij erg gemotiveerd, anderzijds is hij niet zo flexibel.
start learning
z jednej strony... z drugiej strony
nauwkeurig
Een operatie kan misgaan, dus de dokter moet heel nauwkeurig werken.
start learning
dokładny / precyzyjny (np. chirurg podczas operacji)
de inhoud
Het boek ziet er saai uit, maar de inhoud is erg interessant!
start learning
zawartość (np. książki)
zich vervelen
Julia verveelt zich ontzettend. Zij weet niet wat zij kan doen.
start learning
nudzić się (np. w weekend)
toekomen aan
Daan is vandaag niet aan alles toegekomen. Hij had geen tijd om boodschappen te doen.
start learning
mieć czas na / zdążyć (np. z zakupami)
de bui
Noor is in een goede bui omdat ze vandaag jarig is.
start learning
nastrój / humor (np. dobry humor)
duizelig
Als mijn oma snel opstaat, voelt ze zich vaak duizelig.
start learning
zakręcić się w głowie / oszołomiony (np. kiedy za szybko wstaniesz)
(ENG) dizzy
schoppen tegen
Het meisje schopt tegen de bal met haar linkervoet.
start learning
kopnąć (np. piłkę)
struikelen over
Marisol struikelde over een stuk speelgoed maar viel gelukkig niet.
start learning
potknąć się (np. o krawężnik)
aannemen
De werkgever heeft de kandidaat meteen aangenomen. Hij mag de volgende week beginnen.
start learning
przyjąć (np. kandydata do pracy)
overkomen
Ik ken Alex niet goed, maar hij komt aardig over.
start learning
wydawać się (np. spoko)
mopperen
Mijn opa zit altijd te mopperen over het weer, maar stiekem vindt hij dat juist gezellig.
start learning
marudzić / narzekać (np. na pogodę)
verlegen
Als kind was ik vaak te verlegen om in het openbaar te spreken.
start learning
nieśmiały (np. dziecko)
vermijden
Ik probeer drukke plekken te vermijden door vroeg in de ochtend boodschappen te doen.
start learning
unikać (np. kolejek)
de kraam
Op de markt kocht ik verse groenten bij de kraam van een lokale boer.
start learning
stoisko (np. na rynku)
in tegenstelling tot
In tegenstelling tot vroeger is de temperatuur in de zomer tegenwoordig heel hoog.
start learning
w odróżnieniu od (np. naszej kuchni)
(ENG) in contrast to
leerzaam
start learning
edukacyjny (np. książka)
met behulp van (m.b.v.)
Met behulp van gereedsschap repareert de fietsenmaker de fiets.
start learning
za pomocą (np. narzędzi)
na verloop van tijd
Na verloop van tijd merkte ik dat mijn nieuwe routine steeds natuurlijker voelde.
start learning
z czasem / po pewnym czasie (np. przyzwyczaiłem się do czegoś)
tamelijk
Mijn vader spreekt slecht Frans, ik spreek tamelijk goed Frans en mijn moeder spreekt heel goed Frans.
start learning
dość / całkiem (np. dobry poziom języka)
afronden
Ik zit in het laatste jaar van mijn opleiding. Ik verwacht dat ik dit jaar mijn studie afrond.
start learning
zakończyć / zaliczyć (np. rok na studiach)
zich bezighouden met
Mijn vader houdt zich in zijn vrije tijd graag bezig met het restaureren van oude meubels.
start learning
zajmować się / być zajętym (np. odnową mebli)
ervaring opdoen
Bij zijn eerste baan als hovenier heeft Samir veel ervaring opgedaan met het aanleggen van vijvers.
start learning
zdobywać doświadczenie (np. w rekrutacji)
afstuderen
Eva is bijna klaar met haar opleiding: ze studeert in juli af.
start learning
ukończyć studia / szkołę
het kenmerk
Een kenmerk van die stad is de prachtige architectuur die je overal ziet.
start learning
cecha / znak rozpoznawczy (np. tego miasta)
ontwerpen
Lisa ontwerpt kleding. Ze heeft heel veel mooie ideeen.
start learning
projektować (np. ubrania)
het vervolg
De regisseur maakt een vervolg op zijn eerste film, omdat hij veel positieve reacties kreeg.
start learning
kontynuacja (np. filmu)
de werkgelegenheid
Er is veel werkgelegenheid voor leraren op middelbare scholen, dus je vindt snel een baan.
start learning
szansa na pracę / zatrudnienie (np. w korporacji)
doordeweeks
Doordeweeks probeer ik altijd voldoende te slapen om energiek aan mijn werkdag te beginnen.
start learning
w ciągu tygodnia (np. wysypiać się)
gedeeltelijk
Jing heeft het formulier gedeeltelijk ingevuld. Ze heeft nog niks ingevuld bij adres en telefoonnummer.
start learning
częściowo (np. wypełnić formularz)
in het algemeen
Eva is in het algemeen een gezonde vrouw maar ze wordt wel snel verkouden.
start learning
ogółem / generalnie (np. jestem zdrowy)
(ENG) in general
uit elkaar halen
Marisol gaat verhuizen. Ze haalt de kast uit elkaar en pakt alle onderdelen apart in.
start learning
rozbierać na części (np. szafę)
rechts / links afslaan
Als je bij de supermarkt rechts afslaat, komm je in mijn straat.
start learning
skręcać w lewo / prawo na zakręcie (np. samochodem)
de kruising
start learning
skrzyżowanie (np. świetlne)
opeens
Ik word opeens duizelig: ik heb te weinig gegeten vanochtend.
start learning
nagle (np. poczuć się źle)
de bocht
Toen we de bocht om gingen, zagen we ineens de prachtige kustlijn voor ons.
start learning
zakręt (np. na drodze)
de botsing
Op dat gevaarlijke kruispunt was een botsing tussen twee auto's.
start learning
wypadek / stłuczka (np. samochodowa)
van plan zijn om ... te
Ali is van plan om binnenkort de badkamer op te knappen.
start learning
mieć plan / zamierzać coś zrobić (np. kupić nowy dom)
de voetganger
De bestuurder stopte netjes voor de voetganger die wilde oversteken.
start learning
pieszy (np. na ulicy)
naakt
Het museum had een indrukwekkende collectie kunstwerken met naaktportretten.
start learning
nagi (np. portret)
het orkest
Het orkest speelde een prachtig stuk dat het publiek in vervoering bracht.
start learning
orkiestra (np. smyczkowa)
de trommel
De ritmische klanken van de trommel vulden de ruimte tijdens het concert.
start learning
perkusja
het hebben over
We hebben het de hele avond al over het klimaat. Nu is het tijd voor een ander onderwerp.
start learning
rozmawiać o czymś (np. o zmianie klimatu)
aan het woord laten
Aster blijft maar praten en ze laat niemand anders aan het woord.
start learning
dopuścić do głosu (np. innych podczas spotkania)
zich afvragen of
Koen vraagt zich af of hij al naar huis mag.
start learning
zastanawiać się / pytać siebie czy (np. dać komuś szanse)
beweren, dat
Samme beweert dat ze twintig talen spreekt maar ik geloof haar niet.
start learning
twierdzić, że (np. rozmawiam w 5 językach)
tegenkomen
Gisteren kwam ik een collega tegen in de supermarkt en we maakten even een praatje.
start learning
natknąć się / natrafić (np. na kogoś na ulicy)
terechtkomen
Tijdens het spelen is de voetbal in de vijver terechtgekomen.
start learning
wylądować / skończyć (np. na bruku)
(ENG) to end up
uitsluitend
Heeft Aron geen slechte eigenschappen of zo? Ik hoor uitsluitend goede dingen over hem.
start learning
wyłącznie (np. dla inwalidów)
de berm
De bestuurder van een bus is tegen een auto gereden. De auto kwam naast de weg in de berm terecht.
start learning
pobocze (np. przy drodze)
oplichten
Ik ben opgelicht! Ik heb een tweedehands telefoon gekocht via internet, maar ik heb hem nooit gekregen.
start learning
oszukać (np. swoją żonę)
de straling
De straling van de zon zorgt voor licht en warmte, maar kan ook slecht zijn voor je huid.
start learning
promieniowanie (np. radioaktywne)
aansteken
Het is niet makkelijk om een barbecue aan te steken, als het hard waait.
start learning
zapalić (np. papierosa)
bewaken
De woning van de koning en de koningin wordt altijd bewaakt door beveiligers.
start learning
chronić (np. oszczędności)
bijdragen aan
Felix wil graag iets bijdragen aan de samenleving. Daarom doet hij vrijwilligerswerk.
start learning
przyczynić się do / złożyć się (np. na prezent)
gemeenschappelijk
De woonkamer en keuken in dit appartement zijn gemeenschappelijk: je deelt ze met andere bewoners.
start learning
wspólny (np. pokój w domu)
aanhouden worden
Een man uit Breda werd gisteravond aangehouden door politie vanwege een inbraak bij een telefoonwinkel.
start learning
zostać zatrzymanym (np. przez policję)
zich gedragen
Mijn kinderen gedragen zich meestal heel netjes, als ze in de buurt van andere mensen zijn.
start learning
zachowywać się (np. w towarzystwie)
het geweld
De documentaire liet de impact van het geweld op de gemeenschap zien.
start learning
przemoc (np. domowa)
de reiziger
De reiziger genoot van het ontdekken van nieuwe culturen en ontmoetingen met mensen over de hele wereld.
start learning
podróżnik / turysta (np. Cejrowski)
de bestemming
Deze trein heeft als bestemming Duitsland.
start learning
cel podróży (np. Finlandia)
bevatten
Sinaasappels zijn gezond want ze bevatten veel vitamine C.
start learning
zawierać (np. witaminę C)
leiden tot
Het ongeluk leidde tot een lange file op de A2.
start learning
prowadzić do (np. śmierci)
reinigen
Zora reinigt haar gezicht voordat ze gaat slapen: ze verwijdert alle make-up en wast het met zeep.
start learning
oczyszczać (np. twarz)
de klink
start learning
klamka (np. od drzwi)
niezen
start learning
kichać
de neus snuiten
start learning
wydmuchać nos
zich verspreiden
Het nieuws heeft zich verspreid.
start learning
rozprzestrzeniać się (np. wirus)
aarzelen
We moeten niet aarzelen om dat te doen.
start learning
wahać się (np. żeby coś zrobić)
handelen
Tijdens een gevaarlijke operatie moet de dokter heel nauwkerig handelen.
start learning
działać (np. w jakimś kierunku)
kalmeren
Alex probeert zijn dochter te kalmeren als ze zich agressief dedraagt.
start learning
uspokajać (np. dzieci)
de voorbijganger
Het wenst de voorbijganger een goede reis.
start learning
przechodzień (np. na ulicy)
achterop
Het nadeel van een kind achterop de fiets is dat je het niet ziet.
start learning
z tyłu / za sobą (np. samochodu)
(ENG) at the back / on the back
de deuk
Er zit een deuk in mijn auto, omdat ik tegen een lantaarnpaal ben gereden.
start learning
wgniecenie (np. w karoserii)
de snee
Hau heeft met een mes in zijn vinger gesneden. Het is gelukkig geen diepe snee.
start learning
przecięcie (np. przez kartkę papieru)
(ENG) cut
uitkijken
Aron kijk altijd goed uit voordat hij de weg oversteekt.
start learning
patrzeć / sprawdzać (np. ulice podczas przechodzenia)
de breuk
Ik heb mijn arm gebroken. Om de breuk te laten genezen, zij mijn arm nu in het gips.
start learning
złamanie / pęknięcie (np. kości)
(ENG) fracture
hevig
Het regende zo hevig dat het dak begon te lekken en de zolder helemaal nat was.
start learning
intensywnie (np. padać)
vermoeden, dat
Ik weet het niet zeker, maar ik vermoed dat mijn zoon schulden heeft.
start learning
podejrzewać, że (np. ktoś ma długi)
zorgwekkend
Mijn oma ligt in het ziekenhuis. Haar situatie is zorgwekkend. Ik ben bang dat ze niet meer veter wordt.
start learning
niepokojąca (np. sytuacja pacjenta)
bedekken
De straten zijn bedekt et een dikke laag sneeuw.
start learning
pokrywać (np. ulicę solą)
bewusteloos
Natalie lag bewusteloos in haar woning.
start learning
nieprzytomny (np. leżeć w szpitalu)
het bot
Daarom zorgt Bondenza ervoor dat het bot minder makkelijk breekt.
start learning
kość (np. udowa)
scheuren
Ik scheur de bladzijde met de puzzel uit de krant, zodat in de trein de puzzel kan maken.
start learning
drzeć (np. kartę papieru)
stikken
Ik begon te stikken in het gas
start learning
dławić się / dusić (np. wodą)
de verpakking
Op de verpakking staat hoeveel koekjes erin zitten.
start learning
opakowanie (np. na ciasteczka)
de wond
De wond zal snel genezen.
start learning
rana (np. po wywróceniu się)
zich vergissen
Nina woont op nummer 24. O nee, Ik vergis me, ze woont op 26.
start learning
mylić się (np. podczas wybierania numeru)
de zool
Bovendien heeft de zool antistatische eigenschappen.
start learning
podeszwa (np. buta)
afbreken
Door de hevige storm is een grote tak van de boom afgebroken. Die ligt nu op de grond.
start learning
rozpadać się (np. stary dom)
de afzuigkap
Controleer of de afzuigkap juist is aangesloten.
start learning
okap kuchenny
beschadigen
Ik wil de motor niet beschadigen.
start learning
uszkodzić (np. rower)
de driehoek
Op dit moment zou de driehoek ongeveer 5cm diep moeten zijn.
start learning
trójkąt
klem zitten
Kaarlijk wilde de bus halen en sprong naar binnen, maar toen zat ze klem tussen de deur.
start learning
utknąć / zablokować się (np. drzwi)
(ENG) stuck / jammed
scheef
Deze lantaarn staat scheef, want er is een auto tegenaan gereden.
start learning
krzywy
(ENG) crooked
instappen
Over twintig minuten kunt u instappen.
start learning
wsiadać (np. do samochodu)
versleten
Eenversleten fietsband kan glad zijn. Daarom moet je hem vervangen door een nieuwe.
start learning
zużyte (np. opony)
de vorm
Welke vorm heeft jouw tafel? Is hij rond of vierkant?
start learning
kształt (np. stołu)
het infuus
Haar bloeddruk is weer normaal, het infuus heeft geholpen.
start learning
kroplówka (np. w szpitalu)
de kooi
Ik moet de kooi niet goed afgesloten hebben.
start learning
klatka (np. dla papugi)
het riool
Alle andere stoffen worden naar het riool afgevoerd.
start learning
kanał ściekowy
de schoorsteen
We klimmen op het dak en duwen ballen in de schoorsteen.
start learning
komin
de spuit
Ik had de spuit moeten meenemen.
start learning
strzykawka (np. do pobierania krwi)
de struik
We beginnen bij de struik en gaan van daar verder.
start learning
krzak / busz (np. w lesie)
de draaideur
Ze kijken naar de draaideur die open en dicht gaat.
start learning
drzwi obrotowe (np. w centrum handlowym)
het hoogtepunt
Het hele feest was erg gezellig, maar het hoogtepunt was dat we met zijn allen stonden te dansen.
start learning
wisienka na torcie (np. podczas koncertu)
het leven kosten
Deze missie kan hem het leven kosten.
start learning
kosztować życie (np. misja militarna)
verdrinken
Een man zou gemakkelijk kunnen verdrinken.
start learning
topić się (np. w morzu)
de borstkas
Het is een slechte gewoonte om hoog in de borstkas adem te halen.
start learning
klatka piersiowa
knijpen
Knijp je neus dicht, want het stinkt hier.
start learning
ściskać (np. nos)
de diefstal
Twee mannen zijn aangehouden voor de diefstal.
start learning
kradzież (np. samochodu)
het ongedierte
We hadden een tijdje last van ongedierte in de keuken.
start learning
robactwo (np. kleszcze)
overige
Het antwoord op de meeste vragen vindt u op onze website. Voor overige vragen kunt u contact opnemen met de klanten service.
start learning
inne / pozostałe (np. pytania)
de verlichting
Niet zo lang geleden gebeurde onze verlichting enkel met dit soort lampen.
start learning
oświetlenie (np. mieszkania)
de medewerking
Ik hoop op de medewerking van buurtbewoners bij de schoonmaakactie, zodat ik het werk niet allen hoef te doen.
start learning
współpraca (np. w szkolnym projekcie)
de overlast
Het koude weer veroorzaakte overlast op het spoo. Door de sneeuw konden de treinen niet rijden.
start learning
uciążliwość (np. spowodowane przez śnieg)
de stank
Het stinkt ontzettend op straat. We vermoeden dat de stank van de fabriek komt.
start learning
(brzydki) zapach
bedreigen
Een buurman heeft mij bedreigd.
start learning
grozić (np. komuś na ulicy)
rondhangen
Op de parkeerplaats in onze buurt hangen veel jonge mensen rond. Ze roken er een sigaretje of luisteren naar muziek.
start learning
kręcić się (np. po podwórku z kolegami)
de achterstand
Ons voetbalteam heeftde wedstrijd verloren met een achterstand van twee punten.
start learning
zaległości (np. w płatnościach)
de bij
Zij bloeit en de bij komt vanzelf.
start learning
pszczoła
bijhouden
Ik houd elke dag bij hoeveel water ik drink. Dan weet ik aan het eind van de dag of ik genoeg heb gedronken.
start learning
śledzić (np. ilość wypitej wody)
het nest
Meestal drie eieren in het nest.
start learning
gniazdo (np. bocianów)
uitlenen
Hij moest de auto uitlenen aan zijn moeder.
start learning
wypożyczać (np. książki)
zich vermaken
Wij vermaken ons in het weekend met leuke spelletjes en films.
start learning
dobrze się bawić (np. w weekend)
aanrijden
De man moet naar het ziekenhuis, omdat hij is aangereden door een auto.
start learning
przejechać (np. kogoś autem)
dringend
Ik moet je dringend ergens over spreken.
start learning
pilnie (np. sprawy)
in staat zijn om
Mijn broer is niet in staat om voor zichzelf te zorgen, want hij heeft een lichamelijke beperking.
start learning
być zdolnym do (np. poruszania się po wypadku)
de spanning
De spanning bij de muzikant is groot voordat hij gaat optreden, maar tijdens het optreden voelt hij zich helemaal vrij.
start learning
napięcie / stres (np. przed występem)
alleenstaand
Ik kan geen alleenstaande vriendinnen hebben.
start learning
singiel / bez partnerki
de kracht
Het is de kracht van focus.
start learning
siła / moc (np. silnika)
de leugen
Je moet Nahom niet geloven. Hij vertelt alleen maar leugens.
start learning
kłamstwa
ontslagen zijn
De twee zussen van Mariette zijn ontslagen in de fabriek waar ze werkten.
start learning
zostać zwolnionym (np. z pracy)
roddelen
Ik roddel nooit, want ik vind het niet netjes om over andere mensen te praten.
start learning
plotkować (np. z przyjaciółką)
de aanleiding
Een kapotte rem was de aanleiding voor een bezoek aan de fietsenmaker.
start learning
powód (np. do zmiany auta)
in je eentje
Ik werk liever in mijn eentje, dan in een team.
start learning
samemu (np. pracować)
je eigen ding doen
Mijn vrienden gaan winkelen in Amsterdam. Ik ha niet met ze mee, want ik ga liever mijn eigen ding doen.
start learning
robić swoje
overgaan
De dokter zegt dat de pijn na een paar dagen vanzelfd overgaat. Ik hoop dat hij gelijk heeft.
start learning
przechodzić (np. ból zęba)
zich voornemen om
Ik neem me voor om vaker naar buiten te gaan, want dat doe ik nu te weinig.
start learning
zamierzać (np. częściej wychodzić na spacery)
eigenwijs
Ik ben eigenwijs en ik heb een grote mond.
start learning
uparty
jaloers zijn op
Mijn zus heeft veel talent voor tekenen. Maar ik ben niet jaloers op haar, want ik kan goed zingen en dansen.
start learning
być zazdrosnym (np. o podwyżkę)
de opvoeding
Het belangrijkste dat ik tijden de opvoeding heb geleerd van mijn ouders, is dat je altijd respect moet hebben voor andere.
start learning
wychowanie (np. przez rodziców)
de kofferbak
Lag in de kofferbak onder het reservewiel.
start learning
bagażnik (np. samochodu)
de laadpaal
Instructies vind je op het scherm van de laadpaal.
start learning
stacja ładująca (np. samochody elektryczne)
de motorkap
Er komt rook uit de motorkap.
start learning
maska samochodowa
de pijl
Om bij de uitgang te komen, moet je de witte pijlen op de groene borden volgen.
start learning
strzałka (np. na znakach drogowych)
de schaduw
Ik sta liever in de schaduw.
start learning
cień
de arbeidsvoorwaarden
Alex heeft heel goede arbeidsvoorwaarden: een goede salaris, veel vakantiedagen en een pensioenregeling.
start learning
warunki pracy
het beleid
Het Parlement dat een eigen onderzoek instelde, vond diepgaande wijzigingen in het beleid noodzakelijk.
start learning
polityka
de blessure
Daan gaat naar de fysiotherapeut vanwege een blessure aan zijn knie.
start learning
kontuzja (np. podczas meczu)
bijwonen
Noor kan de buurtvergadering niet bijwonen, want ze moet die avond werken.
start learning
uczęszczać (np. na spotkania)
ingaan met
Mijn abonnement op de sportschool gaat op 1 maart in, dus vanaf dat moment kan ik samen met je naar de fitness.
start learning
wchodzić w życię (np. abonament na siłownię)
zich verdedigen
Toen de baas van Olga kritiek op haar werkwijze gaf, probeerde Olga zich te verdedigen.
start learning
bronić się (np. przed krytyką)
de bevolking
Iedere zomer neemt de bevolking explosief toe.
start learning
populacja (np. kraju)
het pretpark
We gingen naar het pretpark met onze vrienden.
start learning
park rozrywki (np. Tivoli)
samengevat
De directeur heeft wel een uur lang verteld over de veranderingen in het bedrijf. Samengevat: iedereen moet minder uren werken.
start learning
podsumowując (np. spotkanie)
het uitstapje
Hua heeft zin in het uitstapje naar Leiden: hij gaat daar een dag bij een vriend op bezoek.
start learning
podróż / wypad za miasto (np. jednodniowy)
het vaderland
Europa is het vaderland van rechten.
start learning
ojczyzna
de boswachter
Onder begeleiding van de boswachter kun je ook speuren naar bevers.
start learning
leśniczy
de leuning
Houd de leuning de hele tijd vast.
start learning
poręcz (np. przy schodach)
de regenboog
De regenboog is achter de storm.
start learning
tęcza
de toren
De gastenkamers uitkijken op de toren.
start learning
wieża (np. radiowa)
beleven
In een pretpark kun je een leuke dag beleven.
start learning
doświadczyć / przeżyć (np. ciekawy dzień)
plaatsvinden
Een populaire zangeres treedt binnenkort op in Nederland. Het concert vindt in Amsterdam paats.
start learning
odbywać się (np. koncert)
de scholing
Mijn ouder hebben weinig scholing gehad, toen ze jong waren. Ze kunnen daardoor niet goed lezen en schrijven in hun moedertaal.
start learning
szkolenia / edukacja (np. zawodowa)
het bushokje
De vrouw zit in het bushokje te wachten op de bus.
start learning
przystanek autobusowy
het naar je zin hebben
Tim heeft het naar zijn zin bij zijn nieuwe voetbalclub. Hij heeft er al veel nieuwe vrienden gemaakt en ze hebben altijd veel plezier.
start learning
bawić się dobrze / dobry czas ze (np. znajomymi)
(ENG) to have a good time
Ik kijk ernaar uit
In de zomer ga ik vier weken naar een prachtig vakantiehuisje in Turkije. Ik kijk ernaar uit!
start learning
nie mogę się doczekać (np. następnego spotkania)
(ENG) looking forward to (pozytywnie)
Ik zie ertegen op
Ik moet een presentatie geven in de klas. Daar zie ik tegen op, want ik houd niet van spreken voor een groep.
start learning
nie chce się tego doczekać (np. ze względu na stres)
negatywnie
schuilen
Zodra het begon re regenen, renden de mensen naar het winkelcentrum om binnen te schuilen.
start learning
schronić (np. gdzieś podczas deszczu)
de tweeling
Het enige positieve was dat de tweeling liever bij mij wilde wonen.
start learning
bliźniaki
de wekker
Sorry, de wekker ging niet af.
start learning
budzik / alarm (np. o 07:00)
de godsdienst
Weke godsdienst heb jij? Of geloof je niet in een god?
start learning
religia / wiara (np. w boga)
onderscheid maken tussen
Bij de indeling maken we geen onderscheid tussen jongens en meisjes, want we wilen gemengde teams.
start learning
rozróżniać między (np. dwoma bliźniakami)
toegankelijk
Dit gebouw is niet toegankelijk voor iemand in een rolstoel, want er is allen een trap bij de voordeur.
start learning
dostępność (np. dla inwalidów)
met betrekking tot
Alle vragen met betrekking tot vakantiegeld kun je stellen aan de saarisadministratie.
start learning
(np. wszystkie pytania) związane z
het vooroordeel
Jij denkt dat jonge mensen altijd lui zijn. Dat is een vooroordeel. Als je met jonge mensen werkt, weet je dat ze niet lui zijn.
start learning
uprzedzenie (np. że Polacy piją)
waardevol
Ik vond dit een waardevol gesprek.
start learning
wartościowy (np. pierścionek)
het zelfvertrouwen
Sporten verhoogt het zelfvertrouwen en krijg je een positiever lichaamsbeeld.
start learning
pewność siebie / wysoka samoocena
het zintuig
Met je vijf zintuigen kun je voelen, horen, zien, proeven en ruiken.
start learning
poczucie (np. węchu, smaku)
zonde zijn
De computer viel uit, voordat ik mijn werk kon opslaan. Nu moet ik opnieuw beginnen. Dat is echt zonde van mijn tijde.
start learning
wielka szkoda (np. straconego czasu)
andersom
Je moet het schilderij andersom ophangen, want nu zit de onderkant boven.
start learning
odwrotnie / do góry nogami (np. powiesić obraz)
bovenaan / onderdaan
Aafke staat bovenaan de lijst omdat haar naam met een A begint. Zora staat onderaan de lijst.
start learning
na górze / dole (np. listy)
de prikkel
In de stadt zijn overal mensen, geuiden en winkels met reclameborden. Alex wordt altijd erg moe van al deze prikkels.
start learning
bodziec (np. do działania)
voortdurend
Veel jongeren zitten voortduren met hun telefoon te spelen, ze hebben geen tijd meer om even een praatje te maken.
start learning
stale / non stop (np. siedzieć na telefonie)
zich op zijn gemak voelen
Laila voelt zich erg op haar gemak bij aar vriendinnen, want ze weten alles van elkaar.
start learning
czuć się komfortowo / swobodnie (np. w towarzystwie)
het bezit
In Nederland is een verzekering verpicht als je de eigenaar van een huis of een auto bent. Je kunt ervoor kiezen om ook ander bezit te verzekeren.
start learning
własność (np. samochód)
het gezag
De juf heeft veel gezag. Als ze 'stil' roept, stoppen alle kinderen met praten.
start learning
autorytet (np. szef)
zich richten op
Sinds zijn ontslag richt Tim zich voledig op het vinden van een nieuwe baan. Hij doet niets anders dan solliciteren.
start learning
koncentrować się na czymś / iść w jakimś kierunku (np. znalezienia pracy)
opkomen voor
Laila kwam op voor haar broertje toen hij gepest werd. Ze zei tegen de pesters dat ze moesten stoppen.
start learning
stanąć w kogoś obronie (np. siostry)
(ENG) to stand up for
ten opzichte van
Ricardo spreekt al veel beter Nederlands ten opzichte van vorig jaar.
start learning
w stosunku / porównaniu do (np. zeszłego roku)
de kapstok
Die kun je in de hal bij de kapstok hangen.
start learning
wieszak (np. na ubrania)
de poster
Ik hang de poster in de badkamer op.
start learning
plakat
het schap
Er staan foto's op het schap.
start learning
półka (np. na obrazki)
het schort
Het design van het schort past perfect bij andere accessoires uit dezelfde collectie.
start learning
fartuch (np. kuchenny)
de zakdoek
Bedankt voor de zakdoek.
start learning
chusteczka (np. do nosa)
tegengaan
Naima gebruikt geen plastic zakjes meer, om milieuvervuiling tegen te gaan.
start learning
przeciwdziałać (np. zanieczyszczaniu środowiska)
de toename
In het afgelopen jaar was er helaas een toename van de werkoosheid van 2,9% naar 4,6%.
start learning
wzrost (np. bezrobocia)
verleiden
Ik ben op dieet. Dus je kunt me niet verleiden om een lekker stuk taart te eten.
start learning
uwodzić / kusić (np. mężczyznę)
onderstrepen
Ik wil graag drie punten onderstrepen.
start learning
podkreślić (np. tekst w mailu)
schuin
Mijn slaapkamer is op zolder onder het schuine dak. Daardoor heb ik geen plaats voor een hoge kledingkast.
start learning
ukośny (np. dach)
glijden
Ze bouwen zandkastelen, glijden en klimmen.
start learning
ślizgać (np. na dupie)
jagen op
Cybercriminelen en hackers jagen op jouw data.
start learning
polować na (np. zwierzynę)
krabben aan
De gasten in de winkel krabben aan hun broek als je binnenkomt.
start learning
drapać (np. kot pazurami)
likken aan
Een kat bleef maar likken aan zijn pootjes.
start learning
coś lizać (np. lizaka)
smelten
De poolkappen smelten door een greenhouse effect.
start learning
topnieć (np. lód)
snurken
Ik ga slapen, voordat je vader begint te snurken.
start learning
chrapać (np. podczas spania)
verdwalen
Zonder plattegrond kun je gemakkelijk verdwalen.
start learning
zgubić się (np. w lesie)
de wesp
Blijf rustig als de wesp op jou landt.
start learning
osa
met zijn drien / vieren
Wij gaan met zijn vieren kamperen: mijn zus, mijn zwanger, mijn man en ik.
start learning
we trzech / czterech (np. idziemy pod namiot)
verblijven
Aster verblijft voor haar werk drie maanden in Itaie. Ze heeft daar voor die periode een huis gehuurd.
start learning
zostawać (np. w jakimś kraju na jakiś czas)
verdubbelen
Het afgelopen jaar zijn de inkomsten van de verkoop van koekasten verdubbeld van 15 miljoen naar 30 miljoen euro.
start learning
podwójnie / podwoić (np. zyski)
ervan uitgaan dat
Hua heeft niet op mijn uitnodiging gereageerd, maar ik ga ervan uit dat hij naar mijn feestje komt.
start learning
zakładać, że (np. ktoś przyjdzie na imprezę)
de tegenstander
De tegenstanders van de nieuwe wet hebben een boze brief geschreven aan de minister.
start learning
przeciwnik (np. polityczny)
de auteur
Rechts staat een videoclip van de auteur.
start learning
autor (np. książki)
beroemd
De partijleider is een beroemd geleerde.
start learning
sławny (np. pisarz)
Wil je nog iets kwijt aan?
start learning
Czy jest coś jeszcze, co chciałbyś powiedzieć?
tranen
Ik zou misschien in tranen uitbarsten.
start learning
łzy (np. szczęścia)
meest dierbaar
Ze is een van de twee mensen die me het meest dierbaar is.
start learning
najdroższy / najcenniejsza (np. pamiątka)
in stand te houden
Het zal het leven en energie in stand houden.
start learning
utrzymywać (np. wysoki poziom tlenu)
(ENG) to sustain / to maintain
achter de rug te zijn
De transactie lijkt bijna achter de rug te zijn.
start learning
mieć coś za sobą / być wykonane (np. jakieś wydarzenie)
voorzieningen
Dingen die voor alle mensen gemaakt zijn zoals scholen, ziekenhuizen en bussen
start learning
usługi / urządzenia publiczne (np. szkoły, przystanki autobusowe)
publieke omroep
De televisie- en radiozenders die betaald worden door de overheid.
start learning
ogłoszenie publiczne (np. w telewizji)
op hang te komen
start learning
wrócić do czegoś (np. do pracy po przerwie)
(ENG) to get going
de heggen
Dan denk ik dat ik zelf de heggen maar ga snoeien.
start learning
żywopłoty
oprotten
Oprotten, nu.
start learning
odpieprzyć się / spadać (np. z mojej imprezy)
(ENG) to piss off / get lost
zonder te knipperen
Ik vermoord jullie allebei zonder te knipperen.
start learning
bez mrugnięcia okiem / bez wahania (np. coś zrobić)
menselijke uitwerpselen
Het hotel is bio-afbreekbaar en gemaakt van menselijke uitwerpselen.
start learning
ludzkie odchody (np. w lesie)
afzitten
start learning
siadać (np. na siedzeniu w aucie)
afluisteren
Hij moet weten dat we hem afluisteren.
start learning
podsłuchiwać (np. tajnego agenta)
afzonderlijk
Hak afzonderlijk de tomaten, paprika's en uien fijn.
start learning
oddzielnie / indywidualnie (np. gotować warzywa)
(ENG) individually / independently
stemverheffing
Alstublieft, geen stemverheffing.
start learning
podnosić głos (np. na dziecko)
uit bed te gaan
Ik heb helemaal geen zín om uit bed te gaan.
start learning
wstawać z łóżka (np. rano)
de trap op/aflopen
Maar ik moet toch de trap oplopen.
start learning
wejść / zejść po schodach (np. na strych / ze strychu)
naar buiten te lopen
Je hoeft niet mee naar buiten te lopen.
start learning
wychodzić na zewnątrz (np. budynku)
(ENG) to walk out
bezoek krijgen
Waarschuw de anderen dat ze bezoek krijgen.
start learning
dostać wizytę (np. od znajomych)
toets maken
Je moet nog steeds de toets maken.
start learning
zrobić test (np. w szkole z matematyki)
aanbellen
Je kon daar aanbellen alsof het een gewoon huis was.
start learning
dzwonić (np. dzwonkiem do drzwi)
voorrang geven
Je kunt een bus die achterloopt op schema voorrang geven om de verloren tijd in te halen.
start learning
dać pierwszeństwo (np. rowerzyście)
met overmacht
Frans won zijn voorronde en de finale met overmacht.
start learning
z dużą przewagą (np. wygrać konkurs)
op kop lopen
start learning
iść na czele (np. wyścigu w lekkoatletyce)
nieuwe inzichten
Ik ben benieuwd welke nieuwe inzichten je krijgt.
start learning
nowe spojrzenie / perspektywy (np. dostrzec)
slecht wegdek
Zelfs op slecht wegdek blijft de auto perfect bestuurbaar.
start learning
dziurawa droga / powierzchnia (np. na polskich ulicach)
buiten beschouwing te nemen
start learning
zostać zlekceważonym (np. w konkursie)
de dennenboom
De dennenomen aan links!
start learning
sosna (np. choinka)
dicht op elkaar staan
De bomen staan zo dicht op elkaar, dat eigenlijk niemand er kan komen.
start learning
być blisko siebie (np. drzewa)
mistig
Het is nu vrij mistig.
start learning
mglist/a (np. pogoda)
uitgestorven te zijn
Iedereen dacht dat de paradijsvogel was uitgestorven.
start learning
wymarły (np. gatunek ptaków)
geen last hebben van
het is geen probleem
De planten en dieren hebben dus nog weinig last van milieuvervuiling.
start learning
nie mieć problemów z (np. zanieczyszczeniem środowiska)
de hond uitlaten
Laten we samen de hond uitlaten.
start learning
wyprowadzać psa (np. na spacer)
zat te zijn
Ik hoef niet zat te zijn om met vrouwen te praten.
start learning
być pijanym (np. po imprezie)
uitstrooien
Het voer kun je uitstrooien over het oppervlak van de bodembedekking.
start learning
rozrzucać / rozpraszać (np. brokat)
planten te vertrappen
De ganzen vertrappen de planten in onze tuin.
start learning
deptać rośliny (np. w ogródku)
zich misdragen
Als kinderen zich misdragen, moeten ze worden gedisciplineerd.
start learning
zachować się źle / niewłaściwie (np. w gościach)
broeden
Ze zijn alle hier om te broeden voor de winter terugkeert.
start learning
wysiadywać (np. ptaki swoje jaja)
gebieden af te zetten
We moeten deze gebieden inspecteren en afzetten.
start learning
odgrodzić obszar (np. płotem)
de brand te blussen
Daar zit vier miljoen liter in, genoeg om de brand te blussen.
start learning
gasić pożar (np. gaśnicą)
moeras
Blijkbaar ligt hier een groot moeras.
start learning
bagno / mokradła
(ENG) swamp
de diarree
De toediening dient te starten binnen 24 uur na het ontstaan van de diarree.
start learning
biegunka
de verstopping
Herhaal de stappen als de verstopping niet is opgelost.
start learning
zapychać / blokować (np. rurę)
de vezels
Veel mensen willen weten waar de vezels en het textiel vandaan komen.
start learning
włókna (np. tkaniny)
het laxeermiddel
Ik gaf hem het laxeermiddel.
start learning
środek przeczyszczający
borstvoeding te geven
Ik probeerde hem in de speeltuin borstvoeding te geven.
start learning
karmić piersią
moeilijk te bevatten
Het is schokkend nieuws, moeilijk te bevatten.
start learning
trudne do zrozumienia (np. prędkość światła)
toneelstukje te opvoeren
Maar ik heb wat moeite om jouw toneelstukje te geloven
start learning
przedstawienie / pokaz / teatrzyk (np. podczas kłamania)
(ENG) charade
afpakken
Ik kan haar rijbewijs niet afpakken.
start learning
zabierać (np. komuś plecak)
het strafkamp
Zo was het nooit in het strafkamp.
start learning
zakład karny (np. poprawczak)
wegduwen
Ik had haar niet moeten wegduwen.
start learning
odepchnąć (np. inną osobę)
(ENG) to push away
de geiser
De geiser moet in de grot zijn.
start learning
gejzer
shirt binnenstebuiten dragen
start learning
nosić koszulkę na lewą stronę
shirt achterstevoren dragen
start learning
nosić koszulkę odwrotnie (metką z przodu)
De emmer die de druppel deed overlopen.
start learning
Przelać czarę goryczy.
doorpraten
Ze zullen vaak doorpraten tot het compromis is gevonden.
start learning
ciągle mówić / przekrzykiwać (np. inną osobę)
(ENG) keep talking
in de ijskast zetten
Ik kan mijn carrière niet in de ijskast zetten voor Jason.
start learning
zawiesić jakieś działanie (np. karierę)
(ENG) to put on hold
koerswijzing
Misschien moet je een koerswijziging overwegen.
start learning
zmiana kursu (np. w karierze)
compromissen te sluiten
Als je samenwerkt, moet je compromissen sluiten.
start learning
pójść na kompromis (np. podczas współpracy)
gestoeld zijn op
Relaties moeten gestoeld zijn op wederzijds vertrouwen.
start learning
opierać się na (np. szacunku)
aansprakelijk te voorstellen
Ik geef jullie de toelating, om me aansprakelijk te stellen.
start learning
zostać pociągniętym do odpowiedzialności (np. karnej)
met elkaar aan de stok te hebben
start learning
mieć za sobą kość niezgody
hub functie
Hub functie van Schiphol.
start learning
funkcja łącznika / bufora (np. przesiadek na lotnisku)
met verbazing naar kijken
Vertaling - op basis van kunstmatige intelligentie met verbazing naar kijken look at it in amazement Translate a document Ik stond er altijd met verbazing naar te kijken.
start learning
patrzeć ze zdumieniem (np. na kogoś)
omstandigheden
Persoonlijke omstandigheden kunnen je studieresultaten negatief beïnvloeden.
start learning
okoliczności (np. sytuacji)
te zwoegen
Je lijkt al uren te zwoegen.
start learning
harować (np. w pracy)
(ENG) to labor
onder de pet te houden
Ze proberen het onder de pet te houden.
start learning
trzymać w tajemnicy (np. informację)
de loopband
Tijdens het sporten op de loopband luister ik graag naar energieke muziek om gemotiveerd te blijven.
start learning
bieżnia (np. na siłowni)
tegen de richting te lopen
Het was lastig om snel vooruit te komen toen ik tegen de richting in moest lopen in de drukke straat.
start learning
iść pod prąd (np. na chodniku)
uitstapje maken naar
In het weekend gaan we een uitstapje maken naar het strand om te ontspannen.
start learning
wybrać się na wycieczkę (np. na plaże)
nieuwe wet aannemen
Het parlement besloot een nieuwe wet aan te nemen om milieubehoud te bevorderen.
start learning
przyjąć nowe prawo (np. w celu ochrony środowiska)
de waterleiding
Vanwege een lekkage moest de hele waterleiding in het gebouw worden vervangen.
start learning
rura wodna (np. pod zlewem)
omkopen
Het schandaal rond de politicus die probeerde een ambtenaar om te kopen, haalde het nieuws.
start learning
przekupić (np. policjanta)
het sprookjes
Als kind vond ik het heerlijk om naar sprookjes te luisteren voor het slapengaan.
start learning
bajki (np. dla dzieci)
grimmig
De film had een grimmig einde dat veel indruk op de kijkers maakte.
start learning
ponury / smutny (np. zakończenie filmu)
het boertje laten
Na het drinken van het bruisende drankje moest hij even een boertje laten.
start learning
beknąć (np. po zjedzeniu)
schendingen van de mensenrechten
De organisatie zette zich in om bewustzijn te creëren over schendingen van de mensenrechten wereldwijd.
start learning
łamanie praw człowieka (np. w krajach 3-ciego świata)
slordig
Zijn slordige handschrift maakte het lastig om de notities te begrijpen.
start learning
niechlujne (np. styl pisma)
dobbelstenen
Tijdens het bordspel gooide ze de dobbelstenen en hoopte op een gunstige uitkomst.
start learning
kości do gry (np. w kasynie)
autoluw
De stad heeft plannen om meer autoluwe zones in te richten om de leefbaarheid te verbeteren.
start learning
strefa bez samochodu (np. w centrum miasta)
(ENG) car-free
doel te bereiken
Om zijn doel te bereiken, maakte hij een gedetailleerd plan en hield zich daaraan.
start learning
osiągnąć cel (np. na siłowni)
allernieuwste
De allernieuwste telefoon is net uit, maar ik vind hem veel te duur.
start learning
najnowszy / najbardziej aktualne (np. wiadomości)
(ENG) the latest
ontmoedigen
Slechte cijfers kunnen studenten echt ontmoedigen om door te gaan met hun studie.
start learning
zniechęcać (np. do uczenia się)
letterlijk
Hij nam alles wat ik zei letterlijk, waardoor er vaak misverstanden ontstonden.
start learning
dosłownie (np. brać coś do siebie)
(ENG) literally
de slagbomen
Eigen afgesloten parkeerplaats via slagbomen op buitenterrein.
start learning
barierki (np. drogowe)
aan voorbij te rijden
Ik reed bijna aan mijn afslag voorbij omdat ik zo in gedachten was.
start learning
mijać / przejeżdzać obok (np. jakiegoś budynku)
(ENG) to pass by / to drive by
maas in de wet
Hij vond een maas in de wet waardoor hij geen belasting hoefde te betalen.
start learning
luka w prawie
dalen
De huizenprijzen beginnen eindelijk een beetje te dalen in Amsterdam.
start learning
zmniejszać (np. o 70%)
de kern
In de kern van het probleem zit vaak een miscommunicatie tussen mensen.
start learning
rdzeń / jądro / sedno (np. w atomie)
smeken
Het kind bleef smeken om een ijsje totdat zijn moeder toegaf.
start learning
błagać (np. o litość)
verslagen worden
Ons team werd verslagen in de finale, maar we hebben wel ons best gedaan.
start learning
zostać pokonanym (np. podczas wojny)
daadwerkelijk
Ik was verbaasd dat hij daadwerkelijk zijn belofte had gehouden om te stoppen met roken.
start learning
faktycznie / rzeczywiście (np. dotrzymać tajemnicy)
ondenkbaar worden
Het is tegenwoordig ondenkbaar geworden om zonder smartphone te leven.
start learning
stać się nie do pomyślenia (np. życie bez telefonu)
vermoeden
Ik vermoedde al dat er iets aan de hand was toen hij niet op mijn berichten reageerde.
start learning
podejrzewać
(ENG) to suspect
oftewel
Ik werk in de IT, oftewel ik zit de hele dag achter een computer.
start learning
innymi słowy / czyli (np. siedzę przed komputerem)
uit voorgaande jaren
Winnaars uit voorgaande jaren worden uitgenodigd als speciale gasten.
start learning
z poprzednich lat (np. zwycięzcy konkursu)
uit de hand te lopen
De game kan behoorlijk snel uit de hand lopen.
start learning
wymknąć się spod kontroli (np. mecz)
gruwelijk
Haar familie werd vermoord in die gruwelijke huisinval.
start learning
okropny (np. napad)
lekker voordelig
Lekker voordelig - hier vindt u een overzicht van onze prijzen.
start learning
ładne i niedrogie (np. ubranie)
(ENG) affordable
als je het zo bekijkt
Best gemakkelijk als je het zo bekijkt.
start learning
jeśli tak na to spojrzeć (np. całkiem proste)
de regenpijp
Het filter is geïnstalleerd in de regenpijp.
start learning
rura przeciwdeszczowa (np. przy budynku)
tot de conclusiee te komen
Ik kwam tot de conclusie dat dit een symptoom is van een groter probleem.
start learning
wysuwać wnioski / konkluzje (np. w jakiejś sprawie)
het raadsel
Ik ben diegene die het raadsel opgelost heeft.
start learning
zagadka / łamigłówka (np. w grze)
(ENG) the mistery / the riddle
wijsheid
Dat is echte wijsheid!
start learning
mądrość
(ENG) wisdom
helmplicht
En dan nog in de tijd dat er geen helmplicht bestond.
start learning
wymóg kasku (np. na rowerze)
gaat je niks aan
Mijn privé-leven gaat je niks aan.
start learning
nie twój interes
(ENG) mind your own business / none of your business
de slotjesbeugel
Speciaal ontworpen voor dragers van een slotjesbeugel.
start learning
aparat ortodontyczny (np. na zębach)
goed op elkaar passen
Het is belangrijk dat de twee vormen goed op elkaar passen.
start learning
dobrze do siebie pasować (np. kolory)
vastzitten
Ik wil hier geen anderhalve dag vastzitten.
start learning
tkwić / utknąć (np. w pokoju)
(ENG) be stuck / be locked / be trapped
verpakken
Wij verpakken deze producten zo goed mogelijk.
start learning
pakować (np. produkty w opakowanie)
(ENG) to pack
vervoeren
Deze emmers waren licht en gemakkelijk te vervoeren.
start learning
transportować (np. wiadra)
(ENG) to transport
schadelijke stoffen
Dit product bevat geen schadelijke stoffen.
start learning
szkodliwe substancje (np. w powietrzu)
de mest
poep van bijvoorbeeld koeien
start learning
obornik
dan loop je kans om ... te...
Het is heel simpel: als je meerdere talen op 1 pagina gebruikt, dan loop je kans om door Google geblokkeerd te worden.
start learning
wtedy ryzykujesz / wtedy masz szanse (np. zachorować)
vertrouwen hebben in
Je moet veel vertrouwen hebben in je vrienden.
start learning
mieć zaufanie do / pewność że (np. ktoś wygra)
(ENG) have confidence in / have faith in
kneden een deeg
We kneden een steile deeg, wikkelen het in een film en verwijderen het gedurende 25 minuten in de kou.
start learning
ugniatać ciasto (np. na pizzę)
graven een kuil
De kinderen graven een kuil.
start learning
wykopać dziurę (np. w ziemi)
(ENG) to dig a pit
zand (overheen) vegen
Kijk, ze vegen zand in een woestijn.
start learning
zamiatać (wokół) piasek (np. w piaskownicy)
de roofdieren
Ze waren de eerste grote roofdieren.
start learning
drapieżniki (np. niedźwiedź)
verplaatsen naar
We moeten hem verplaatsen naar besmettelijke ziektes.
start learning
przenieść do (np. innego oddziału)
felle kleuren
Ze zijn modern ingericht met felle kleuren.
start learning
żywe kolory (np. seledynowy)
weilanden
Mooi uitzicht op het landschap van weilanden en bossen.
start learning
pastwiska / łąki (np. na wsi)
uitvouwen
De luchtballon wordt eerst helemaal uitgevouwen.
start learning
rozkładać / rozpościerać (np. namiot)
opblazen
Daarna is het tijd om de ballon op te blazen.
start learning
dmuchać (np. powietrze do balona)
opstijgen
omhoog gaan
Het moeilijkste aan vliegen is opstijgen en landen.
start learning
lecieć w górę (np. samolotem)
een rieten mand
Ook tulpen van hout in een rieten mand bestellen
start learning
wiklinowy kosz (np. na kwiaty)
in de lucht gaan
Laat die handen in de lucht gaan
start learning
wylecieć w powietrze (np. balonem)
de luchtballon
Ondertussen wordt de luchtballon geprepareerd voor vertrek.
start learning
balon (np. na ogrzewane powietrze)
van de grond loskomen
start learning
podnieść się z ziemi (np. szybowiec)
een seintje geven
iets zeggen, een signaal geven
Daarom wordt de rieten mand vastgehouden totdat de piloot een seintje geeft.
start learning
dać sygnał (np. aby wejść na pokład)
de richting bepalen
Ik laat m'n voeten de richting bepalen en de rest gaat erachteraan.
start learning
określić kierunek (np. wiatru)
hond strelen
Je fluit en komt als een hond en laat ze strelen.
start learning
głaskać psa (np. swojej siostry)
de wachtzaal
Ik wacht op je in de wachtzaal.
start learning
poczekalnia (np. u lekarza)
Som jij dat nog eens op?
start learning
Podsumujesz to jeszcze raz?
Jij begint er maar beter meteen aan.
start learning
Lepiej zacznij to od razu.
de wespennest
Er zit een wespennest onder de veranda.
start learning
gniazdo os
de klimmuur
De glijbaan is toegankelijk via de klimmuur.
start learning
ścianka wspinaczkowa (np. w galerii handlowej)
de melkkan
Direct uit de melkkan niet drinken.
start learning
dzbanek na mleko
achterruit
Je ziet niets door de achterruit.
start learning
tylna szyba (np. w samochodzie)
de gijzelaars
Deze gijzelaars worden bevrijd.
start learning
zakładnicy (np. podczas napadu)
Het ontroert me.
start learning
To mnie porusza / wzrusza.
op de vlucht moeten
We zullen op de vlucht moeten.
start learning
musieć uciekać (np. z kraju przed wojną)
een ellendige situatie
Vaak biedt een ellendige situatie onverwachte kansen.
start learning
beznadziejna sytuacja (np. w iraku)
een deal sluiten
Als jullie de gijzelaars vrijlaten, kunnen we een deal sluiten.
start learning
zawrzeć umowę (np. między stronami)
de toetsenist
Sinds die tijd is de toetsenist verdwenen uit de band en voegde men dit jaar een tweede gitarist toe.
start learning
klawiszowiec (na pianinie)
opgericht worden
Er moet een Duitse vestiging opgericht worden.
start learning
zostać założonym (np. klub piłkarski)
goed invallen
Zij kon gelukkig invallen. Het is verrassend hoe goed zij mij nog verstaat en hoe snel zij de routine weer oppakt.
start learning
dobrze się wpasować (np. w grupie)
overhand spelen
Ik bedoel, nu ik de overhand heb, moet ik uitvinden hoe ik het moet spelen.
start learning
grać w przewadze (np. w koszykówce)
rust uitstralen
Hij straalt rust uit als verdediger.
start learning
promieniować spokojem (np. w obronie w piłce nożnej)
hoewel
Hoewel het regent, ga ik toch naar buiten
start learning
chociaż, mimo że
Mimo, że pada wciąż idę na dwór. / Although it is raining, I am still going outside.
uitdrukkelijk
start learning
wyraźnie
np. na wyraźne życzenie
het CV vernieuwen
start learning
odświeżać CV
weetjes uit de wereld
Het is tijd voor wat leuke weetjes uit Canada.
start learning
fakty / ciekawostki ze świata
Dat is een slimme aanpak!
start learning
To jest mądre podejście!
woordenschat uit te breiden
Dat is namelijk de beste manier om een andere cultuur te leren kennen en je woordenschat uit te breiden.
start learning
poszerzyć słownictwo (np. w języku obcym)
Dat kan ik me goed voorstellen.
Je hebt het druk met schoolwerk, dat kan ik me goed voorstellen.
start learning
Mogę to sobie wyobrazić.
Vertel me er eens
Vertel me er eens meer over jouw hobby's.
start learning
Opowiedz mi o tym (np. o hobby)
op het oog hebben
Ze heeft een paar interessante boeken op het oog hebben voor haar volgende leeslijst.
start learning
mieć na oku (np. interesującą książkę)
solliciteren naar
Ik moet solliciteren naar een baan.
start learning
ubiegać się o (pracę)
nieuwe richtingen overwegen
We willen ons bedrijf graag in verschillende nieuwe richtingen uitbreiden.
start learning
rozważyć nowe kierunki (np. w karierze)
aantrekken
We moeten de allerbeste kandidaten aantrekken voor het lerarenvak.
start learning
przyciągać (np. nowych klientów)
(ENG) to attract
afhalen
Je kunt het pakket morgen afhalen bij het postkantoor.
start learning
odebrać (np. paczkę z poczty)
omgezet worden naar
De energie is omgezet in elektriciteit.
start learning
zostać przekształcony / przekonwertowany (np. w energie elektryczną)
strakker zitten
De broek zit strakker dan ik had verwacht.
start learning
leżeć ciasno na ciele (np. spodnie)
Ik zie daar niet zwaar mee.
Ze zijn samen met de andere kinderen en ik zie daar niet zwaar mee.
start learning
Nie widzę w tym żadnego problemu.
de cigaretten uitzetten
Ze zetten de cigaretten er niet uit.
start learning
gasić papierosy (np. przed wyrzuceniem)
het roken afkeuren
Veel mensen het roken afkeuren, omdat het ongezond is
start learning
potępiać palenie papierosów
redenering
Zijn redenering was logisch en goed onderbouwd.
start learning
rozumowanie (np. logiczne rozumowanie)
een positive instelling
Je hebt een positieve instelling, dat is goed!
start learning
pozytywne nastawienie (np. do życia)
de aardbeving
Het huis is vernietigd tijdens de aardbeving.
start learning
trzęsienie ziemi
verwoesten
Ik wilde haar leven niet verwoesten.
start learning
zniszczyć (np. kogoś życie)
onderkoel raken
Door de kou raakten veel mensen onderkoeld, en kregen bijvoorbeeld koorts en een longontsteking.
start learning
popaść w hipotermię (np. podczas mrozu)
warm houden
Hulpverleners deelden dekens en warme kleding uit. Ook maakten ze vuurtjes. Zo konden de mensen zich een beetje warm houden.
start learning
trzymać ciepło (np. w iglo)
weken achter elkaar
In Japan sneeuwde het weken achter elkaar.
start learning
(dziać się) tygodnie z rzędu
uitsteken boven
Lantaarnpalen staken nog maar net boven de sneeuw uit.
start learning
wystawać powyżej (np. warstwy śniegu)
instorten
Hun huizen waren ingestort door het dikke pak sneeuw.
start learning
upaść / załamać się (np. dach pod naciskiem śniegu)
het vee
De schapen en het vee zijn allemaal dood of verkocht.
start learning
bydło (np. krowa / owca)
rondtrekken
Nomaden zijn mensen die rondtrekken en die geen vaste plek hebben om te verblijven.
start learning
tułać się (np. nomadzi)
het zeeniveau, de zeespiegel
de hoogte van de zee
Ongeveer de helft van mijn land ligt beneden de zeespiegel.
start learning
poziom morza (np. 1000 metrów nad poziomem morza)
kostbaar
Weinig dingen zijn zo kostbaar als vriendschap.
start learning
kosztowne / cenne (np. zegarek)
de dam
Geen significante grondverschuiving rond de dam.
start learning
tama (np. na rzece)
de neerslag
De verdeling van de neerslag in de staat is zeer onregelmatig.
start learning
opady atmosferyczne
een mooi streven
Drie keer per week is een mooi streven voor een goede balans tussen training en herstel.
start learning
niezły cel / gol / ambicja (np. trenowanie 3 razy w tygodniu)
rustdagen door te brengen
Wandelen klinkt als een effectieve manier om je rustdagen door te brengen.
start learning
spędzać dni wolne (np. z dziećmi)
beloning voor je harde werk
Dat is inderdaad een geweldig gevoel en een mooie beloning voor je harde werk.
start learning
nagroda za ciężką pracę (np. premia)
in de praktijk te brengen
Heb je al plannen om je Duitse vaardigheden in de praktijk te brengen?
start learning
zastosować w praktyce (np. teorię języka obcego)
een band op te bouwen
Het maken van praatjes met je buren is een geweldige manier om een band op te bouwen.
start learning
zbudować więź (np. z sąsiadami lub kolegami z pracy)
de knuffel
De panda is een populair dier. Panda’s zie je overal: als knuffel in speelgoedwinkels, maar ook op stickers en op bekers.
start learning
pluszak / zabawka pluszowa (np. miś)
in het wild (leven)
In totaal leven er nog ongeveer 1850 reuzenpanda’s in het wild.
start learning
żyć na wolności (np. zwierzęta)
kringen
Een panda de donkere kringen rond zijn ogen.
start learning
koła, kręgi (np. u pandy)
de vacht
een huid met veel haar
Je herkent de panda vooral aan zijn dikke zwart-witte vacht.
start learning
futro (np. niedźwiedzia)
stengels
Bamboe is een plant met holle stengels.
start learning
łodygi (np. rośliny)
kauwen
eten tussen je kiezen zacht en klein maken
Zijn gebit is heel geschikt voor het eten van bamboe, en hij heeft enorme kauwspieren.
start learning
żuć (np. gumę)
de poten
de armen / benen van een dier
Ook heeft de reuzenpanda geen vijf vingers, maar zes vingers aan zijn poten.
start learning
nogi (np. u zwierząt lub stołu)
de duim
Haar duim zit ergens in vast.
start learning
kciuk
bij de geboorte
Bij de geboorte is de baby klein en kaal.
start learning
przy urodzeniu (np. dziecka)
het bos kappen
de bomen weghalen
Door het kappen van bos bleven er nog maar kleine stukjes bos over.
start learning
wycinać las
de aanleg van wegen
Materialen voor de aanleg van wegen en trottoirs en andere oppervlakken.
start learning
budowa dróg (np. autostrada)
de spoorlijnen
Hij zou een potentiëel fortuin hebben verloren met de omlegging van de spoorlijn.
start learning
linie kolejowe (np. PKP)
overhoren
De leraar besloot de leerlingen te overhoren voor de toets.
start learning
przepytywać (np. uczniów)
Geen blad voor de mond nemen.
Tijdens de vergadering zei Pieter dat hij geen blad voor de mond neemt.
start learning
Nie przebierać w słowach.
Mówić dokładnie to o czym się myśli (np. w pracy)
onverschilling te zijn
Ze laten merken dat ze onverschillig zijn richting politiemaatregelen.
start learning
być obojętnym (np. na reakcję)
opslokken
De oceaan kan alles opslokken wat erin valt.
start learning
absorbować / pochłonąć (np. czarna dziura światło)
de zwaartekracht
De zwaartekracht houdt ons op de grond.
start learning
grawitacja (np. ziemii)
loopbaan te ontwikkelen
Het is belangrijk om je loopbaan te ontwikkelen.
start learning
rozwijać karierę
hogerop te komen
Ik vind het belangrijk om in de loop van de jaren binnen een bepaald bedrijf hogerop te komen.
start learning
wznieść się wyżej (np. w pracy / karierze)
Welke haken en ogen zie je bij...
Welke haken en ogen zie je bij het vereenvoudigen van het leren van een nieuwe taal?
start learning
Jakie pułapki i trudności widzisz przy ... (np. nauce języka)
idiom niderlandzki
erkennen
(officieel) toegeven, zeggen dat je accepteert dat iets waar is
Op 5 mei 1945 was de Tweede Wereldoorlog in Nederland afgelopen: Duitsland erkende dat het de oorlog verloren had en Nederland werd weer baas in eigen land.
start learning
potwierdzić / ogłosić (np. zakończenie wojny)
herdenken
Op 4 mei herdenkt Nederland alle mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gestorven.
start learning
uczcić (np. śmierć poległych żołnierzy)
gedichten
poëzie (bijvoorbeeld het gedicht hieronder op een muur in Amsterdam)
Ook worden er gedichten voorgelezen, en er worden toespraken gehouden.
start learning
wiersze (np. Brzechwy)
de toespraak
als iemand spreekt voor een grote groep mensen
Ze willen de toespraak niet verstoren.
start learning
przemówienie (np. na zebraniu)
aan de beurt te zijn
Sommige mensen gaan dood voordat ze aan de beurt zijn om geholpen te worden.
start learning
być następnym w kolei (np. do przeszczepu szpiku)
nieren
Kleine kristallen van calcium oxalaat huisvesten zich in de nieren.
start learning
nerki
het hoornvlies
De oogdruppels zullen het hoornvlies behandelen.
start learning
rogówka oka
het weefsel
Gelijksoortige cellen in je lichaam, zoals spierweefsel, botweefsel en zenuwweefsel. Verschillende weefsels maken samen weer je organen.
Je kunt als je dat wilt ook nog aangeven welke organen of weefsels je niet wilt doneren.
start learning
tkanka (np. tłuszczowa)
het broeikaseffect
Het milieu, het broeikaseffect, dat zijn belangrijke zaken
start learning
efekt cieplarniany
(ENG) greenhouse effect
de zuurstof
Zuurstof hebben we nodig om te kunnen ademen.
start learning
tlen
de overstroming
als het land onder water komt te staan
De kans op overstromingen wordt daardoor groter.
start learning
powódź
het winnen van
het produceren
Bovendien is het winnen van kolen slecht voor het milieu.
start learning
wydobywać (np. węgiel)
ademhalen
Mensen met astma hebben moeite met ademhalen.
start learning
oddychać (np. powietrzem)
zuigen
via je mond naar binnen halen
Je zet de inhalator tegen je mond en daarna haal je diep adem. Je zuigt zo de medicijnen naar binnen.
start learning
ssać / wsysać (np. powietrze poprzez buzie)
om beurten
We zullen samen een verhaal maken, we zullen om beurten een zin toevoegen en je kunt je eigen taal gebruiken
start learning
na zmianę (np. tura w grze)
het genre
De film viel buiten mijn favoriete genre, maar ik vond het toch leuk.
start learning
gatunek (np. muzyczny)
reeks
De reeks boeken die ik heb gelezen, was erg interessant. / In de wiskunde leren we over een reeks getallen en hun eigenschappen.
start learning
seria / ciąg (np. seria książek lub ciąg cyfr)
geruststellen gevoel geven
Het kan een geruststellend gevoel geven om te weten dat je zorg verzekerd is zonder eigen risico.
start learning
dawać uspokajające uczucie (np. bo znalazło się pracę)
bij (je) behoeften te aansluiten
Het is belangrijk dat lessen aansluiten bij je behoeften en interesses.
start learning
odpowiadać potrzebom (np. finansowe)
oefening baart kunst
Oefening baart kunst, dus blijf vooral proberen.
start learning
praktyka czyni mistrza
idiom
geen slapende honden wakker maken
Tijdens de familiebijeenkomst besloot Maria om geen slapende honden wakker te maken door een oude ruzie opnieuw op te rakelen.
start learning
Nie wywoływać wilka z lasu (nie prowokować / nie wszczynać kłótni)
idiom
oude ruzie opnieuw op te rakelen
start learning
ożywić na nowo starą kłótnię
idiom
uit een winterdip te blijven
start learning
nie dopuścić do zimowej depresji
in aanraking komen met
De dagen worden steeds korter en komen we steeds minder in aanraking met daglicht.
start learning
mieć kontakt (np. ze światłem słonecznym)
zich ophopen
niet weggaan en steeds groter worden
Het zorgt ervoor dat de spanning die zich in je lijf ophoopt wegvloeit en geeft nieuwe energie.
start learning
gromadzić / zbierać w sobie (np. stres)
bij voorkeur
Eet bij voorkeur in goede restaurants.
start learning
w najlepszym wypadku / jeśli możliwe (np. wybrać dobrą restaurację)
(ENG) preferably / if possible
terugkruipen naar het bed
weer terug naar bed gaan
Denk niet na, maar begin gewoon. Dan is de kans op terugkruipen minimaal.
start learning
czołgał się / wracać z powrotem do łóżka (np. po siku w nocy)
met name
vooral
Uit onderzoek is gebleken dat mensen – en met name vrouwen – in de winter meer slaap nodig hebben.
start learning
w szczególności / przede wszystkim (np. kobiety)
(ENG) particularly / especially
het verschil kan oplopen tot
Het verschil kan oplopen tot 2,5 uur per nacht
start learning
różnica może wynieść (np. do 2 godzin dziennie)
het kunstmatig licht
Onder invloed van kunstmatig licht en daglicht kunnen kleuren veranderen.
start learning
sztuczne światło (np. od żarówki)
vermijden
Probeer suiker en enkelvoudige koolhydraten (witte rijst, wit brood) te vermijden
start learning
unikać (np. słodyczy)
een flinke impact hebben
En je weet dat deze periode op iedereen een flinke impact heeft.
start learning
mieć znaczący wpływ (np. zła dieta na zdrowie)
het kan geen kwaad om... te...
Het kan geen kwaad om het even te laten checken.
start learning
to nie boli, jeśli (np. zrobisz badania)
sereen
De sereen omgeving maakte het perfect voor meditatie.
start learning
pogodne / uspokajające (np. piosenka)
weekendgewoontes
Onze weekendgewoontes omvatten vaak een lange wandeling en een filmavond.
start learning
weekendowe nawyki (np. chlanie)
in de zevende hemel te zijn
Toen Jan hoorde dat hij de loterij had gewonnen, was hij in de zevende hemel.
start learning
być w siódmym niebie (np. po alkoholu)
op de bank ploffen
Na een lange dag werken, plofte Maria op de bank.
start learning
rzucić się na kanapę (np. po ciężkim dniu pracy)
helemaal uitgeteld zijn
Na het intensieve sporten in de sportschool, was Peter helemaal uitgeteld en viel hij meteen in slaap.
start learning
być wyczerpanym (np. po siłowni)
(ENG) to be exhausted
de koe bij de horens te vatten
Toen het bedrijf in financiële problemen kwam, besloot de directeur de koe bij de horens te vatten en een nieuw strategieplan te ontwikkelen.
start learning
wziąć byka za rogi / wyjść z inicjatywą
idiom
een dutje doen
Na de lange ochtendwandeling besloot Sophie een dutje te doen om weer wat energie op te laden voor de rest van de dag.
start learning
zdrzemnąć się (np. po obiedzie)
weer energie op te laden
Na de lange ochtendwandeling besloot Sophie een dutje te doen om weer wat energie op te laden voor de rest van de dag.
start learning
naładować baterie (np. po drzemce)
met je mond vol tanden staan
Toen zijn vrienden plotseling voor zijn deur stonden met een surprise party, stond hij met zijn mond vol tanden.
start learning
Nie wiedzieć co powiedzieć (np. ze zdziwienia / zawstydzenia)
idiom
de belediging
als iemand iets zegt of doet wat jou boos maakt
Bijna iedereen spreekt heel goed Engels, dus als iemand hoort dat ik niet zonder accent Nederlands spreek, antwoorden zij meteen in het Engels. Dat is echt een belediging.
start learning
zniewaga (np. powiedzieć coś niemiłego)
(ENG) insult
praten over koetjes en kalfjes
praten over onbelangrijke dingen, voor het sociale contact
Met mijn collega’s ben ik altijd klaar voor een praatje over ‘koetjes en kalfjes’.
start learning
prowadzenie pogawędki (np. o pierdołach)
(ENG) small talk
het is heel herkenbaar
iedereen begrijpt meteen wat je bedoelt
Nederlanders houden nu eenmaal van klagen, dus dat is altijd heel herkenbaar voor iedereen.
start learning
jest bardzo rozpoznawalne (np. jakaś sytuacja)
alsof hij water zag branden
De uitdrukking 'alsof hij water zag branden' betekent dat iemand heel verbaasd is, omdat water normaal gesproken niet kan branden. Het idee komt voort uit de onmogelijkheid van het fenomeen, wat verwondering of verbazing uitdrukt.
Toen ze hem vertelde dat ze de loterij had gewonnen, keek hij haar aan alsof hij water zag branden.
start learning
być niezwykle zdziwionym (np. po wygraniu loterii)
idiom
(haar) schaapjes op het droge hebben
De uitdrukking 'haar schaapjes op het droge hebben' betekent dat iemand financieel veilig is en zich geen zorgen meer hoeft te maken over geld.
Ze heeft haar schaapjes op het droge, dus ze maakt zich geen zorgen over de toekomst.
start learning
być zabezpieczonym finansowo (np. poprzez oszczędności)
idiom
de opstand
dat je gaat vechten tegen de machthebbers (= de mensen die de baas zijn).
Hij begon een opstand tegen de koning van Spanje.
start learning
bunt (np. na statku)
de ketter
scheldnaam voor iemand die het verkeerde geloof heeft
Hij is een streng katholiek. Hij noemt de protestanten ‘ketters’.
start learning
heretyk
stuk slaan
Ze slaan de beelden in de kerken stuk.
start learning
rozbić na kawałki (np. wazę)
heilig geloven in
met je hele hart geloven dat iets waar of goed is
Balthasar Gerards uit Frankrijk is een streng katholiek en gelooft heilig in de koning, Filips de Tweede.
start learning
mocno wierzyć w (np. młody talent)
land te veroveren
land in een oorlog van de andere partij afpakken
In het begin van de oorlog veroverde Spanje veel land in Nederland, maar later kreeg Nederland weer de controle over het gebied van de rivieren.
start learning
podbić ziemię (np. podczas wojny)
oprichten
een organisatie officieel starten (vaak met een officieel document)
In 1602 werd de VOC opgericht, de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
start learning
zakładać (np. organizację)
geld bij elkaar te leggen
Handelaren in Holland en Zeeland legden hun geld bij elkaar.
start learning
gromadzić / zebrać pieniądze (np. na fundusz)
(ENG) to fund
hout zagen
Zo kon bijvoorbeeld hout gezaagd worden voor de schepen.
start learning
piłować drewno (np. piłą)
de adel
Kom kijken hoe de adel leeft.
start learning
szlachta (np. nie pracuje)
nootmuskaat
Een specerij: het poeder dat gemaakt is van een noot van een muskaatboom.
Op smaak brengen met peper, zout, nootmuskaat.
start learning
gałka muszkatołowa
hoogbegaafd
heel intelligent
Eise Eisinga werd in 1744 geboren. Hij was hoogbegaafd. Maar omdat zijn vader een eenvoudig beroep had, mocht hij niet naar het gymnasium.
start learning
utalentowany / bardzo inteligentny (np. Einstein)
voorspellen
zeggen dat iets in de toekomst gaat gebeuren
Ik kan de toekomst niet voorspellen.
start learning
przewidywać (np. przyszłość)
slingeren
De planeten en de maan zouden tegen elkaar botsen. Daardoor zou de aarde tegen de zon worden geslingerd en verbranden.
start learning
hustać się (np. na huśtawce)
in werkelijkheid
in de realiteit; niet zoals het lijkt, maar zoals het écht is
De planeten leken wel dicht bij elkaar te staan, maar in werkelijkheid zaten er tientallen of zelfs honderden miljoenen kilometers afstand tussen.
start learning
w rzeczywistości (np. trawa jest zielona)
verlagen
Om te beginnen verlaagde Eise het plafond in zijn woonkamer.
start learning
obniżyć (np. sufit)
tegenvallen
slechter gaan dan je dacht toen je begon
Toen hij begon dacht Eise dat het werk een half jaar zou duren, maar dat viel tegen: uiteindelijk duurde het 7 jaar.
start learning
zawieść / iść gorzej niż się wydawało (np. budowa domu)
iets ongekends
iets unieks, iets wat nog nooit gebeurd is
In 1789 gebeurde er iets ongekends in Europa: de Franse Revolutie.
start learning
coś bezprecedensowego / niezwykłego (np. jakieś wydarzenie)
de oogst
De boeren moesten belasting betalen en een deel van hun oogst afstaan.
start learning
żniwa (np. na roli)
overigens
Overigens heb ik gisteren heerlijke stroopwafels bij die nieuwe bakker gekocht.
start learning
z resztą / swoją drogą (np. co nas to obchodzi)
aanvankelijk
Het nationaal socialisme was aanvankelijk niet zo sterk in deze partij vertegenwoordigd.
start learning
początkowo / najpierw (np. początkowo nie był reprezentowany)
onder aanvoering van
In Nederland werd onder aanvoering van Hendrikus Colijn, leider van de Anti-Revolutionaire Partij en de toenmalige regering, de neutraliteitspolitiek van stal gehaald.
start learning
pod przywództwem (np. generała)
beloftes
Zijn vriendin doet beloftes die ze niet kan houden.
start learning
obietnice (np. składane przyjacielowi)
gevangen te nemen
Rond Den Haag werden Duitse luchtlandingstroepen gedropt met de bedoeling de regering en de koninklijke familie gevangen te nemen.
start learning
schwytać (np. premiera podczas wojny)

You must sign in to write a comment