Moja lekcja

 0    68 flashcards    damiank991
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
piec
start learning
bakken -bakte - gebakken
smiac sie
start learning
lachen -lachte- gelachen
pranie
start learning
wassen- waste- gewassen
pytac, prosic
start learning
vragen- vroeg -gevraagd
dmuchac
start learning
waaien- waaide / woei - gewaaid
powiedziec
start learning
zeggen -zei- gezegd
rozumiec
start learning
begrijpen -begreep-begrepen
okazac sie
start learning
blijken -bleek - gebleken
zostac
start learning
blijven -bleef - gebleven
plywac
start learning
drijven- dreef - gedreven
slizgac sie
start learning
glijden- gleed - gegleden
chwytac
start learning
grijpen- greep - gegrepen
ogladac
start learning
kijken- keek - gekeken
dostac
start learning
krijgen- kreeg - gekregen
cierpiec
start learning
lijden- leed- geleden
wydawac
start learning
lijken- leek - geleken
jechac
start learning
rijden- reed - gereden
swiecic
start learning
schijnen- scheen - geschenen
pisac
start learning
schrijven- schreef - geschreven
rzucic
start learning
smijten- smeet - gesmeten
rosnac
start learning
stijgen- steeg- gestegen
walczyc
start learning
strijden- streed- gestreden
znikac
start learning
verdwijnen- verdween- verdwenen
porownywac
start learning
vergelijken- vergeleek - vergeleken
wskazywac
start learning
wijzen -wees - gewezen
milczec
start learning
zwijgen- zweeg- gezwegen
oszukiwac
start learning
bedriegen -bedroog -bedrogen
oferowac
start learning
bieden- bood -geboden
cieszyc sie
start learning
genieten- genoot- genoten
wlewac
start learning
gieten -goot - gegoten
wybierac
start learning
kiezen -koos-gekozen
klamac
start learning
liegen- loog - gelogen
strzelac
start learning
schieten- schoot - geschoten
zakazac
start learning
verbieden -verbood - verboden
latac
start learning
vliegen- vloog - gevlogen
uklaniac sie
start learning
buigen -boog - gebogen
kapac sie
start learning
druipen -droop - gedropen
nurkowac
start learning
duiken -dook - gedoken
gwizdac
start learning
fluiten- floot - gefloten
pelzac
start learning
kruipen- kroop -gekropen
podkrasc sie
start learning
sluipen -sloop -geslopen
zamykac
start learning
sluiten- sloot- gesloten
rozpylac
start learning
spuiten -spoot - gespoten
przeniesc
start learning
bewegen- bewoog -bewogen
golic sie
start learning
scheren- schoor - geschoren
wazyc
start learning
wegen -woog - gewogen
zaczynac
start learning
beginnen- begon -begonnen
zwiazac
start learning
binden- bond - gebonden
nalegac
start learning
dringen -drong - gedrongen
pic
start learning
drinken- dronk - gedronken
zmuszac
start learning
dwingen -dwong -gedwongen
wspinac sie
start learning
klimmen- klom - geklommen
skurczyc sie
start learning
krimpen- kromp- gekrompen
przestraszyc
start learning
schrikken- schrok- geschrokken
skakac
start learning
springen- sprong - gesprongen
smierdziec
start learning
stinken- stonk- gestonken
wynalesc
start learning
verzinnen- verzon - verzonnen
uwazac, znalesc
start learning
vinden -vond -gevonden
wygrywac
start learning
winnen -won - gewonnen
spiewac
start learning
zingen- zong - gezongen
przeklinac
start learning
schelden -schold - gescholden
podarowac
start learning
schenken- schonk -geschonken
topic sie
start learning
smelten- smolt - gesmolten
ciagnac
start learning
trekken- trok - getrokken
walczyc
start learning
vechten- vocht - gevochten
ukryc sie
start learning
verbergen- verborg - verborgen
wyslac
start learning
zenden -zond -gezonden
plywac
start learning
zwemmen- zwom - gezwommen

You must sign in to write a comment