→ Latijn 12 → Start Learning

start learning

Question		Answer
certamen, certamina start learning		wedstrijd
parare start learning		klaarmaken
dixi start learning		pf van dicere (= zeggen)
heri start learning		gisteren
vici start learning		pf van vincere (= (over) winnen)
cecidi start learning		pf van cadere (= vallen)
rexi start learning		pf van regere (= besturen, leiden)
regere start learning		besturen, leiden
veni start learning		pf van venire (= komen)
potui start learning		pf van posse (= kunnen)
tetigi start learning		pf van tangere (= aanraken)
tangere start learning		aanraken
iniuria start learning		onrecht
feci start learning		pf van facere (= doen, maken)
risi start learning		pf van ridēre (= lachen)
respondi start learning		pf van respondēre (= antwoorden)
saepe start learning		vaak
incepi start learning		pf van incipere (= beginnen)
satis start learning		genoeg
ducere start learning		leiden, brengen
duxi start learning		pf van ducere (= leiden, brengen)
constiti start learning		pf van consistere (= blijven staan)
cedere start learning		1. (aan de kant) gaan 2. toegeven
postquam + pf start learning		nadat
fui start learning		pf van esse (= zijn)

latijn 12