Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

wkrótce in Dutch:

1. binnenkort


Binnenkort is het lente.
Tot binnenkort!
Ik zal dokter binnenkort worden.
Hij wordt binnenkort vader.
De school zal binnenkort sluiten voor de zomervakantie.
Ik zag een artikel op de Tatoebablog over een nieuwe versie die binnenkort uitkomt, hebben jullie het gelezen?
Binnenkort bloeien de meiklokjes.
Ik moet mijn haar binnenkort laten knippen.
We zullen binnenkort in staat zijn om jou in de gevangenis te plaatsen.
Je zal binnenkort gewend zijn aan Japans voedsel.

Dutch word "wkrótce"(binnenkort) occurs in sets:

Hoe ouder, hoe wijzer
Niuews van de week

2. gauw


Schrijf alsjeblieft gauw terug.
Iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende.
Een belofte is gauw vergeten.
Begin maart viel de dooi in en lag het meer al gauw vol ijsschotsen, en op één daarvan zat een klein, eenzaam poesje.
Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.
Als je van de trap afvalt, ben je gauw beneden.
Prettige dag nog, en tot gauw.
Ze arriveerden al gauw op het maanstation.
Zo gauw als ik hem zag, wist ik dat hij boos was.

Dutch word "wkrótce"(gauw) occurs in sets:

hoofdstuk 1C

3. straks


Tot straks!
Straks is onze zus bij ons.
Ze zal straks komen.
Het contract geldt vanaf straks middernacht.
De politie zal straks aankomen op de plaats van de misdaad.

4. weldra


Ge zult weldra gewoon zijn in het openbaar te spreken.
Maar over zijn zus kunnen we zeggen, dat ze zo hatelijk werd, dat haar eigen moeder ze wegjoeg; en het ongelukkige meisje had zoveel gelopen en niemand gevonden, die haar wilde opvangen, dat ze weldra omkwam in een hoek van het bos.
Hij komt weldra terug.
Door boeiende verhalen te lezen zal je weldra bemerken, dat je al goed Esperanto kan lezen.
Het kan gebeuren dat ik weldra opgeef en liever een dutje ga doen.
We gaan u weldra bezoeken.