Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

przesuwać in Dutch:

1. verschuiven verschuiven



Dutch word "przesuwać"(verschuiven) occurs in sets:

czasowniki pl - nd
Lekcja 15-16

2. schuiven


Gelieve door te schuiven in de bus.

3. pan


Kun je die pan even voor me opbeuren, dan leg ik deze onderzetter eronder.
Zou je die pan schoon kunnen schrobben?

4. verhuizing


Een verhuizing is altijd moeilijk voor mij.

5. verplaatsen


De administratie besliste de zetel van de firma te verplaatsen naar Hawaï.