Czech Dutch Dictionary

český jazyk - Nederlands, Vlaams

růst in Dutch:

1. groeien groeien


groeien en bloeien!
Tom laat zijn snor groeien.
Overeenstemming doet iets kleins groeien, tweedracht richt iets groots ten gronde.
Kinderen groeien zo vlug.
Bomen groeien niet tot in de hemel.
Tussen beiden begon de liefde te groeien.
Sinaasappels groeien in warme landen.
Of ge uw baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de barbier valt hij in even veel tijd.
3 dagen na de dood blijven haar en nagels groeien, maar er komen minder telefoonoproepen.

2. groei groei


Het is prima, lachte Dima. "Ik ben per slot van rekening nog in de groei. Ik groei er wel in."
Bovenop deze groei kwam er een wijziging in de structuur van de wereldeconomie.