czasowniki nieregularne 1

 0    10 flashcards    Mariusz321
download mp3 print play test yourself
 
Question Answer
piec
start learning
bakken, bakte, bakten, heeft gebakken
zacząć (się)
start learning
beginnen, begon, begonnen, is begonnen
rozumieć
start learning
begrijpen, begreep, begrepen, heeft begrepen
opisać
start learning
beschrijven, beschreef, beschreven, heeft beschreven
omówić
start learning
bespreken, besprak, bespraken, heeft besproken
istnieć
start learning
bestaan, bestond, bestonden, heeft bestaan
ruszać (sie)
start learning
bewegen, bewoog, bewogen, heeft bewogen
odwiedzić
start learning
bezoeken, bezocht, bezochten, heeft bezocht
modlić się
start learning
bidden, bad, baden, heeft gebeden
ofiarować
start learning
biedden, bood, boden, heeft geboden

You must sign in to write a comment