Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

zmniejszyć in Dutch:

1. verminderen


De inflatie is aan het verminderen.
Ik moet mijn uitgaven verminderen deze maand.

2. verlagen


Sommige winkels verlagen de prijzen.

3. afnemen


Dit medicament zal uw hoofdpijn doen afnemen.
de koorts neemt af; iemand zijn geld afnemen; stof afnemen