1. de breuk
2. breuk
Dutch word "złamanie"(breuk) occurs in sets:
Urazy po holendersku3. breken
Men kan geen ijzer met handen breken.
breken, brak, braken, gebroken. Hij viel en brak zijn rechterpols. Hij kwam uit een gebroken gezin. Bij het ongeval liep hij een schedelbreuk op.
Iedereen weet dat hij de laatste zou zijn om een belofte te breken.
Het ijs zal breken onder je gewicht.
Dutch word "złamanie"(breken) occurs in sets:
Repetytorium Edek b2/c1 nl