Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

sprzedaż in Dutch:

1. de verkoop de verkoop



2. de koop de koop



Dutch word "sprzedaż"(de koop) occurs in sets:

WONEN - słownictwo związane z tekstem (oefening 2)

3. verkoop verkoop


We hebben nieuwe gegevens over productie en verkoop van elektrische vliegenmeppers wereldwijd.
Onze verkoop neemt af.

4. uitverkoop uitverkoop



5. het verkopen het verkopen