Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

rozdawać in Dutch:

1. weggeven weggeven



Dutch word "rozdawać"(weggeven) occurs in sets:

czasowniki rozdzielnie złożone
Weekend en vrije dagen

2. uitdelen uitdelen


Ik zal er aan elk drie uitdelen.

Dutch word "rozdawać"(uitdelen) occurs in sets:

Een gevaar op de weg.
Veilig online.

3. handelen


We moeten snel handelen.
Dieren handelen volgens hun instinct.