Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

rozciągać się in Dutch:

1. uitbreiden uitbreiden



2. rekken rekken


Hoeveel tijd kan men het ongeveer rekken met 100 dollar?

Dutch word "rozciągać się"(rekken) occurs in sets:

Onder de walnootboom, op de Camino

3. strekken strekken



4. zich uittrekken zich uittrekken



Dutch word "rozciągać się"(zich uittrekken) occurs in sets:

uit - werkwoorden