Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

przełącznik in Dutch:

1. de overstap



2. de schakelaar



Dutch word "przełącznik"(de schakelaar) occurs in sets:

naar sterren luisteren

3. schakelaar


Hij gebruikte de schakelaar en deed de kamer baden in het licht.

Dutch word "przełącznik"(schakelaar) occurs in sets:

Słówka holenderskie IV

4. wisselen


van plaats wisselen
Alvorens ergens naartoe te gaan zouden we wat geld moeten wisselen.