1. opnemen
De telefoon gaat over. "Ik zal hem wel opnemen."
Dutch word "odbierać"(opnemen) occurs in sets:
17/3 Solliciteer direct!2. ophalen
Ik kom u bij u ophalen om vijf uur.
1. je moet de kaarten wel een half uur van tevoren ophalen 2. kom je me vanavond ophalen?