1. afkeer
Omdat iedereen gewoonlijk houdt van een persoon die op hem gelijkt, hield deze moeder zielsveel van haar oudere dochter, terwijl ze een hartsgrondige afkeer had van de jongere.
Ik bekijk die foto altijd met afkeer.
Dutch word "niechęć"(afkeer) occurs in sets:
Słówka holenderskie IV