Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

nie zdać in Dutch:

1. falen falen


Je hebt je falen aan Jim te danken.

2. zakken zakken


Spreek niet met uw handen in uw zakken.
Hoeveel zakken hebt ge?
De oude man belaadde zijn muildier met zakken zand.
Nadat ze dat gezegd had, liet Mayu verlegen het hoofd zakken.
Een van mijn zakken ontbreekt.

Dutch word "nie zdać"(zakken) occurs in sets:

5.4 Kapper, tuinman en schilder (A2)