Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

delikatnie in Dutch:

1. op zachtjes op zachtjes



2. zacht zacht


In de verte hoor ik het geluid van zacht ruisende wegen.
Ons blauwe beddengoed hoeft niet gestreken te worden en is heel lekker zacht; je verheugt je er 's avonds altijd al op om naar bed te gaan!
Ik begrijp niet waarom men het zacht teken in het Oekraïens alfabet verplaatst heeft; het leek mij veel logischer als het aan het einde kwam.
Slaap zacht, Sean.
De appels op de fruitschaal lagen er al zo lang, dat ze helemaal zacht en gerimpeld begonnen te worden.
Zijde is zacht en glad.

3. zachtjes


Wij praatten zachtjes zodat de baby niet wakker zou worden.
Hij trok zijn bontjas beneden uit, ging naar boven en klopte zachtjes op de deur.

4. Teder


Teder legde hij zijn hand op haar schouder.
De wind kuste de bomen teder.