Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

Boże Narodzenie in Dutch:

1. Kerstmis Kerstmis


Kerstmis naderde.
Morgen is het Kerstmis.
Ik was bijna tien toen mijn ouders mij een wetenschapsset cadeau deden voor Kerstmis.
Mama, mag ik een faseruimte of iets analoogs voor Kerstmis hebben?
Kerstmis valt dit jaar op zondag.

Dutch word "Boże Narodzenie"(Kerstmis) occurs in sets:

11/4 We zijn vandaag vrij
de woorden part 1
słówka zo gezegd 1 i 2
Slowka holenderski

2. de Kerstmis de Kerstmis



Dutch word "Boże Narodzenie"(de Kerstmis) occurs in sets:

Lekcja 17-18