Dutch Dutch Dictionary

Nederlands, Vlaams - Nederlands, Vlaams

voor in Dutch:

1. zich schamen zich schamen



Dutch word "voor"(zich schamen) occurs in sets:

Vaste voorzetsels 2
Vaste voorzetsels 7

2. verantwoordelijk zijn verantwoordelijk zijn



Dutch word "voor"(verantwoordelijk zijn) occurs in sets:

Vaste voorzetsels 3

3. waarschuwen


1. Men heeft me voor hem gewaarschuwd, 2. de politie waarschuwen

4. kiezen


U kunt kiezen welke je wilt.
Ik kan niet kiezen welke jurk ik zal kopen.
Dichters kiezen de beste woorden.
Wie moet, heeft niet te kiezen.
In de keuzelijst kan je een thema/categorie kiezen en daarna verschijnt een lijst met zinnen die verband houden met dat thema, die categorie.
Wie zal ik kiezen?

5. zich afmelden



Dutch word "voor"(zich afmelden) occurs in sets:

Vaste voorzetsels 8

6. belangstelling hebben



7. verantwoordelijk


Er wordt veel te makkelijk naar ons gewezen, alsof wij verantwoordelijk zijn voor alle milieuvervuiling.
Ik probeerde hem duidelijk te maken dat wij niet verantwoordelijk waren voor zijn fout, maar hij wilde niet luisteren.
Ik ben daarvoor verantwoordelijk.
Een buschauffeur is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagiers.
Wie is verantwoordelijk voor hoge werkeloosheid?
Ge zijt verantwoordelijk voor het resultaat.
Een moeder is verantwoordelijk voor het gedrag van haar kinderen.

8. geschikt zijn



Dutch word "voor"(geschikt zijn) occurs in sets:

Vaste voorzetsels 5

9. vluchten


Wanneer ze in gevaar zijn, vluchten ze.
De waarschijnlijkheid van een dergelijke opeenvolging van gebeurtenissen is een in twee miljoen vluchten, of, met de huidige dichtheid van het luchtverkeer, een in twee maanden.

10. respect hebben



11. inzetten zich



12. reclame maken



13. bang zijn



Dutch word "voor"(bang zijn) occurs in sets:

Vaste voorzetsels 1

14. zorgen


Maak je geen zorgen.
Ik moet zorgen dat de gasten tevreden zijn.
Wie zal voor de hond zorgen als we weg zijn?
Zou u tijdens mijn afwezigheid voor mijn hond kunnen zorgen?
Haar zorgen maakten haar tien jaar ouder.
Maakt u zich geen zorgen, probeerde Dima de vrouw gerust te stellen. "Het is niet van mij."
Zou je zolang ik weg ben voor mijn hondje willen zorgen?
Onze steden zorgen voor ernstige vervuilingsproblemen.
Maak je geen zorgen! Ook al drink ik, ik rijd er niet slechter van.
Wie zal dan voor uw kat zorgen?
Zorgen voor planten brengt je tot rust.
Als ik zou overlijden, wie zou er dan voor mijn kinderen zorgen?
Piekeren neemt de zorgen voor morgen niet weg, maar wel de kracht van vandaag.
Zij wist wat het voor een getrouwde vrouw betekende om voor het huis, de echtgenoot, en de kinderen te zorgen.
Je zou je tong zeven keer in je mond moeten ronddraaien voordat je spreekt, dat zou je een boel zorgen en misverstanden schelen.

15. sparen


Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
Bij de rijken leert men sparen, bij de armen koken.
Kosten noch moeite sparen.
Zijn levensdoel is geld te sparen.
Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.
Je moet altijd een appeltje voor de dorst sparen.

16. bedenken


Ik kan niks bedenken.
Hij kon met geen mogelijkheid iets bedenken om te doen.
Als God niet bestond, zou het de moeite waard zijn om Hem te bedenken.
Wie paard of vrouw zoekt zonder gebreken, die mag zijn werk wel in de steek laten en bedenken dat zijn bed en stal voor eeuwig leeg zullen blijven.

17. verschuilen