Luxembourgish Dutch Dictionary

Lëtzebuergesch - Nederlands, Vlaams

Motor in Dutch:

1. motor


Tom startte de motor.
Hoe kan ik de motor starten?
Het probleem zit in de motor.
Er is iets mis met de motor.
Takashi regelt heel graag elke zondag de motor van zijn auto.

Dutch word "Motor"(motor) occurs in sets:

Deeler vun engem Auto op Hollännesch