Japanese Dutch Dictionary

日本語, にほんご - Nederlands, Vlaams

子供達 in Dutch:

1. Kinderen Kinderen


Jullie zijn kinderen.
In dit land is het gemiddeld aantal kinderen per gezin gedaald van 2 naar 1,5.
Heeft u moeite te verstaan wat vrouwen of kleine kinderen tegen u zeggen?
Zij wist wat het voor een getrouwde vrouw betekende om voor het huis, de echtgenoot, en de kinderen te zorgen.
Daar zij zelf geen kinderen hadden, besloten ze een klein meisje te adopteren.
Voor kinderen t/m 4 jaar is de toegang gratis.
Wat een kinderen! Je stuurt ze weg om snoepjes, en ze komen terug met een hond!
Drie kinderen grootbrengen én de kost verdienen is niet niks. Ga er maar aan staan als alleenstaande moeder!
De kinderen pakten hun schaatsen en gingen richting de bevroren vijver.
Jij schrijft en de kinderen schrijven; ze zitten allemaal stil en schrijven.
In de jaren 1950 noemden Canadese moeders hun kinderen met de volledige naam als ze hen een standje gaven.
Als ik zou overlijden, wie zou er dan voor mijn kinderen zorgen?
Veel vrouwen streven naar een hogere opleiding en een carrière, en daarom stellen ze huwelijk en kinderen uit.
Kinderen houden er niet van naar buiten te gaan wanneer het donker is.
De oude man vertelde de kinderen een amusant verhaal.