French Dutch Dictionary

Français - Nederlands, Vlaams

cible in Dutch:

1. doel doel


Waardeer de kleine dingen in het leven, ze brengen je tot een groter doel.
Zijn enige doel in het leven is geld verdienen.
Wat is uw eigenlijke doel?
Ze bereikten hun doel.
Ze deed erg veel moeite om haar doel te bereiken.
Dit keer is Parijs mijn doel.
Als ge iemand vragen kunt doen stellen, stuurt ge het gesprek naar uw doel.
Het is mijn doel om altijd de beste oplossingen te vinden.
Ik begrijp niet wat zijn echte doel is.
Een leven zonder doel is een vroegtijdige dood.
Ik moet echt het doel bereiken.
Het doel heiligt de middelen.
Wie geen doel heeft, kan altijd vooruit.
Het doel van dit verslag is alle voor- en nadelen van dat voorstel te onderzoeken.
Hallo! Wat is het doel van uw bezoek, meneer?