French Dutch Dictionary

Français - Nederlands, Vlaams

éprouver in Dutch:

1. ervaring


Het was een heel goede ervaring voor hem.
Hij heeft én kennis, én ervaring.
ik heb wat ervaring mee...
Ik heb heel veel ervaring met autorijden en ik kan het dus ook heel goed
Als ge over zijn werk oordeelt, denk dan ook aan zijn gebrek aan ervaring.
Ervaring geeft zekerheid.
Schrijf alstublieft over uw echte ervaring.
We leren uit ervaring dat mensen nooit iets leren uit ervaring.
Het ontbreekt hem aan ervaring, of niet?
Ervaring is de beste leermeester.
De jongeren respecteren de ervaring van de ouderen niet.
We vergeten een waarschuwing, maar onthouden ervaring.
De meest voorkomende oorzaak van het verlies van optimisme is het winnen van ervaring.
Wie vliegt met de meeste ervaring, een vlieg of een piloot?

2. ervaren


Hij is een ervaren lesgever.
1. Hoe ervaart hij het Nederlandse weer? 2. Ik heb dat zelf ervaren
DM is een ervaren docent
ik heb het ervaren
Hij is nog niet ervaren in het werk.
Hij is jong maar ervaren.