Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

vida in Dutch:

1. leven leven


Dima sliep met 25 mannen in één nacht en bracht ze daarna om het leven.
Vanmorgen is bij een aanvaring tussen een binnenvaartschip en een veerpont ten minste één persoon om het leven gekomen. Het is niet bekend of er, behalve de schipper, nog andere opvarenden op de veerpont waren.
In de middeleeuwen garandeerde het Latijn voorlopig een zekere taalgelijkberechtiging in het religieus, cultureel en wetenschappelijk leven.
Iedereen kan een verschil maken in zijn eigen leven en daarmee gezamenlijk de wereld een betere plaats maken voor zichzelf en anderen om zich heen.
Rijkelijk leven.
We moeten samen leren leven als broeders, of we zullen samen sterven als dwazen.
Priemgetallen zijn als het leven, ze zijn helemaal logisch, maar het is onmogelijk er regels voor te vinden, zelfs als je al tijd wijdt aan het nadenken erover.
Het leven is als ganzenborden: je kunt altijd opnieuw beginnen, tenzij je in de put blijft zitten.
Talen zijn niet gebeiteld in steen. Talen leven door ons allemaal.
We leven niet in landen, we leven in onze talen. Dat is jouw thuis, daar en nergens anders.
Laat ons vrolijk zijn, laat ons het leven goed gebruiken, want het leven is niet lang.
Noobs? vroeg Dima met enige boosheid in zijn stem. "Dit is geen videospelletje, Al-Sayib! Dit is het echte leven!"
Ik zou willen dat mijn cijfers me meer konden schelen, maar het lijkt erop dat ik op een gegeven moment in mijn leven besloten heb dat die niet zo belangrijk meer zouden zijn.
Ik bedoel... mijn leven, zei Dima. "Hoe dan ook, er zit 3.000.000 BYR in deze aktetas."
Je bent nog maar aan het begin van je leven, wees niet zo wanhopig!