Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

taxi in Dutch:

1. taxi taxi


Hij is per taxi naar Kawogoe gegaan.
Kunt U een taxi voor mij bestellen?
Kunt gij een taxi oproepen voor mij?
Daar de bus te laat was, nam ik een taxi.
Neem een taxi naar het hotel.
Ik had het moeilijk om een taxi te vinden.
Hoe laat vertrekt de taxi naar het vliegveld?
Wilt ge dat we een taxi voor u bestellen?
Hij ging per taxi naar de luchthaven.
Moet ik een taxi bestellen voor u?
Is dit een illegale taxi?, vroeg ik hem.
Hij riep een taxi voor mij.
Hij hield een taxi voor mij aan.
Hij stak de hand op om een taxi te stoppen.