Spanish Dutch Dictionary

español - Nederlands, Vlaams

cabeza in Dutch:

1. hoofd hoofd


Mijn hoofd draait.
Als de bal je ergens anders dan op je hoofd of je handen raakt, ben je af.
Toen ik op mijn hoofd stond, had ik pijn in de nek.
Hij leert voor de lol het periodiek systeem der elementen uit zijn hoofd.
Pandark klopt Vortarulo op het hoofd met een houten plank.
Ik kan niet zeggen dat ik dat een erg leuke keus vind, zuchtte Dima. "Om eerlijk te zijn, is het de hele tijd al wazig in mijn hoofd sinds ik vanochtend wakker werd in een vuilcontainer..."
Een republiek is een land aan het hoofd waarvan niet een koning of een koningin staat, maar een president.
Door een dwaas hoofd lijden de benen.
Liever met je hoofd door de muur dan helemaal geen raam!
Breek er je hoofd niet op om je zijn naam te herinneren! Later zal je hem plots vanzelf herinneren!
Luister naar mij, zei de demoon, terwijl hij zijn hand op mijn hoofd legde.
Drie haren in de soep is relatief veel, drie haren op het hoofd is relatief weinig.
Soms vraag ik me af of deze wereld er alleen in iemands hoofd is, en hij ons allemaal tot bestaan droomt. Misschien ben ik het zelfs wel.
Vader nam zijn plaats in aan het hoofd van de tafel.
Nadat ze dat gezegd had, liet Mayu verlegen het hoofd zakken.