1. schuldig
ik voel me schuldig
Ik ben jou 100 euro schuldig.
Je laat me zo schuldig voelen.
Men kan niet ontkennen dat de gevangene schuldig is.
ik voel me schuldig; zich schuldig voelen
Wij zijn er allemaal van overtuigd dat hij schuldig is.
Ik ben nergens schuldig aan.
Ik ben je tien dollar schuldig.
Het kan niet ontkend worden dat hij schuldig is.
Voor zover ik weet, is hij schuldig.
Het nieuwsbericht beeldde de verdachte als schuldig af, hoewel hij onschuldig bevonden was.
Hij is schuldig aan diefstal.
Dutch word "guilty"(schuldig) occurs in sets:
Top 300 adjectives in Dutch 51-1002000 Most Used Dutch Words (1/2)