Greek Dutch Dictionary

ελληνικά - Nederlands, Vlaams

τηλεόραση in Dutch:

1. televisie televisie


Ik keek naar de televisie toen de telefoon belde.
Televisie verpest het gezinsleven.
Kranten, televisie en radio heten massamedia.
Kijk je televisie?
Wanneer je naar televisie kijkt of naar de radio luistert, is de muziek die je hoort vaak van Afrikaanse origine.
Tegenwoordig kan niemand zich een leven zonder televisie voorstellen.
Doe de televisie uit alstublieft.
Hebt gij gisteravond televisie gekeken?
Ik maak mijn huiswerk, nadat ik televisie heb gekeken.
Televisie kan een belangrijke cultuurbron zijn en haar schooluitzendingen staan in veel scholen hoog aangeschreven.
We zijn geneigd televisie te kijken ongeacht het programma dat bezig is.
Trek de stekker van de televisie eruit en doe het licht uit.
Ik heb een tenniswedstrijd gekeken op televisie.
Italiaanse televisie is nutteloos.
Hij heeft dikwijls voor de televisie gespeeld.

Dutch word "τηλεόραση"(televisie) occurs in sets:

Λεξιλόγιο για το καθιστικό στα ολλανδικά