1. oversteken
Men zag mij de straat oversteken.
Ik zou de oceaan oversteken, alleen om uw glimlach terug te zien.
2. kruis
Het kruis is overgebracht naar de kerk.
Velen dragen hun kruis blijmoedig.
Iemand heeft het lichaam van het kruis gestolen.
Dutch word "kříž"(kruis) occurs in sets:
Tvary holandsky