Russian Dutch Dictionary

русский язык - Nederlands, Vlaams

неделя in Dutch:

1. week


Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één.
Poetin zei dat terroristen "in de plee in de week gezet" moeten worden.
Tot volgende week!
Deze fabriek heeft een productiecapaciteit van 250 auto's per week.
Ik sta soms versteld hoeveel troep sommige mensen in één week kunnen maken.
Vanaf volgende week hebben we tussentijdse examens. Denk eraan dat voor de vragen die je dan krijgt een enkel nachtje blokken onvoldoende is. Je moet echt nu beginnen!
Als dat kon, zou hij 8 dagen per week open zijn.
Het examen dat hij vorige week afgelegd heeft was uiterst moeilijk.
Heb ik me de hele week erop verheugd dat het donderdag zou gaan sneeuwen, nou is het donderdag, sneeuwt 't niet!
Ze zeggen dat Mary vorige week ziek was, maar nu ziet ze er goed uit.
Ik liep vorige week op een feestje Mary tegen het lijf.
Elk weekeind moet ik de natuur in, anders heb ik geen goede week daarna.
Heb je vorige week naar tv gekeken? "Nee, dat heb ik niet gedaan."
Twee keer in de week kwam de tuinman om het gras te maaien, daarom kon ik nooit in het lange gras liggen.
Zoals men kan zien, verhogen de prijzen iedere week.