Portuguese Dutch Dictionary

português - Nederlands, Vlaams

caixa in Dutch:

1. doos doos


Als je goed kijkt dan zie je dat de doos een valse bodem heeft.
Lieve hemel, wat een enorme doos!
Deze doos is gevuld met appels.
Deze doos heeft een andere kleur dan die daar.
Ik heb de lege doos gevonden.
De doos is bijna leeg.
De doos was leeg toen ik hem openmaakte.
Ik kan dingen in een doos steken.
Deze doos is leeg. Er zit niets in.
Wat zit er in de doos?
Hij nam de zware doos van de plank.
Deze doos is zo groot dat hij niet in mijn tas past.

2. kassa kassa


Nou, zei de verkoopster, en wenkte Dima haar te volgen naar de kassa, "dat is dan 3.000.000,99."
Waar is de kassa?