Portuguese Dutch Dictionary

português - Nederlands, Vlaams

abril in Dutch:

1. april april


Apr. is een afkorting voor april.
Het nieuwe semester begint in april in Japan.
Regent het in mei, dan is april voorbij.
Johannes-Paulus II was de eerste paus, die zijn Paaszegen ook in Esperanto uitsprak, namelijk op 3 april 1994; de Kerstwens van dat jaar was eveneens in Esperanto. Hij ging daarmee verder in de volgende jaren en zijn opvolger deed dat ook.
Op een april zal Nanyo Foods Co Ltd verhuizen naar zijn nieuw gebouw in Yokohama.
In april zal hij uit Japan weggaan.

Dutch word "abril"(april) occurs in sets:

Maanden en seizoenen in het Portugees