Polish Dutch Dictionary
- 
wracać in Dutch:
1. 
teruggaan
Laten we teruggaan.
2. 
terugkeren
Ik zou graag die stad verlaten en nooit meer terugkeren.
Het verleden zal nooit terugkeren; de toekomst kent nog niemand.
Dutch word "wracać"(terugkeren) occurs in sets:
Słówka usłyszane 253. terugkeer
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een oogarts raadplegen.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een vrouwenarts raadplegen.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een chirurg raadplegen.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een internist raadplegen.
4. terugkomen
Wanneer zal je terugkomen naar school?
Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkomen.
Dutch word "wracać"(terugkomen) occurs in sets:
czasowniki neregularnerelated words
wstawać in Dutchmówić in Dutch
zaczynać in Dutch
wychodzić in Dutch
spać in Dutch
widzieć in Dutch
rozumieć in Dutch
zamykać in Dutch
other words beginning with "W"
wołowina in Dutchwprowadzać in Dutch
wpływ in Dutch
wrażenie in Dutch
wrażliwy in Dutch
wrzesień in Dutch
wracać in other dictionaries
wracać in Arabicwracać in Czech
wracać in German
wracać in English
wracać in Spanish
wracać in French
wracać in Hindi
wracać in Indonesian
wracać in Italian
wracać Georgian
wracać in Lithuanian
wracać in Norwegian
wracać in Portuguese
wracać in Romanian
wracać in Russian
wracać in Slovak
wracać in Swedish
wracać in Turkish
wracać in Vietnamese
wracać in Chinese
