Polish Dutch Dictionary

język polski - Nederlands, Vlaams

reszta in Dutch:

1. de rest de rest


Jij doet dit deel en ik doe de rest.

Dutch word "reszta"(de rest) occurs in sets:

hoofdstuk 1A pierwsze 2 strony
8/1 De ideale huisgenoot
Huis, straat en buurt
Lekcja 27-28

2. rest


Het dorp is afgezonderd van de rest van de wereld.
Klop het eiwit op met de rest van de suiker, en voeg er daarna beetje bij beetje de likeur aan toe.
Ik wil er niet de rest van mijn leven spijt van hebben.
Politici doen het oorlogsvuur ontbranden, en de idioten doen de rest.
Een goede gezondheid is meer waard dan al de rest.
Dat verkies ik boven al de rest.

Dutch word "reszta"(rest) occurs in sets:

Holenderskie słówka II