Lithuanian Dutch Dictionary

lietuvių kalba - Nederlands, Vlaams

kelionė in Dutch:

1. reis reis


Goede reis!
Heen en terug? Enkele reis.
Ik reis graag.
Is dit je eerste reis in het buitenland?
Ik reis liever per trein dan per vliegtuig.
Bedankt voor deze wonderbaarlijke reis.
Hebben jullie jullie reis met Julie in juli gepland?
De reis was heel duur.
Hoeveel kost de reis van Osaka naar Akita?
Op reis gebruik ik nooit contant geld, wel reischeques.
Waarom is Esperanto een ideale taal om op reis te gaan?
Ze heeft haar reis naar Mexico uitgesteld.
Gelukkig gingen zijn ouders na jaren eindelijk samen op reis.
Ik maakte gebruik van kaarten tijdens mijn reis.
Tijdens de hele reis waren mijn gedachten bij u.

2. trip trip


We plannen een trip naar New York.

3. reizen reizen


Ik hou van reizen.
Zij hebben zin via Amerika naar China en terug om te reizen
Door de ruimte reizen is niet langer een droom.
Naar welke plaatsen zoudt ge willen reizen? Hoe? Waarom?
Je mag reizen waarheen je wilt.
Reizen is vandaag de dag gemakkelijk.
Stel u voor dat iedereen Esperanto kent; hoe zou dat internationale reizen vergemakkelijken?
Hij houdt van reizen. Ik houd er ook van.
Uiteindelijk heeft hij zijn plan om naar Thailand te reizen doorgezet.
We kunnen reizen door de tijd. En we doen dat met de ongelooflijke snelheid van een seconde per seconde.
Om een mens te kennen is het genoeg een week met hem te reizen.
Vroeger waren de mensen gewend te voet te reizen.
Ik maak verre reizen, zie vreemde landen, doe dingen die ik nooit eerder deed.
Reizen naar nieuwe plaatsen is interessant en kan moeilijk zijn. Esperanto maakt ook dat gemakkelijk.
De wereld is een boek, zij die niet reizen lezen enkel de eerste bladzijde.

4. tour tour