French Dutch Dictionary

Français - Nederlands, Vlaams

permettre in Dutch:

1. toelaten toelaten


We mogen niet toelaten dat deze problemen het project beïnvloeden.

Dutch word "permettre"(toelaten) occurs in sets:

frans voca f

2. toestaan



Dutch word "permettre"(toestaan) occurs in sets:

FRANS HCE U2,4,5,6,9,11,13 NL-FR

3. mogelijk maken



Dutch word "permettre"(mogelijk maken) occurs in sets:

FRANS HCE U2,4,5,6,9,11,13 FR-NL

4. veroorloven


Ik kan mij geen auto veroorloven.
Ik kan het me niet veroorloven om ook maar één yen te verspillen.
We geven geen kortingen, zei de vrouw streng, "ongeacht hoe klein. En wilt u nu alstublieft het pak uittrekken als u het zich niet kunt veroorloven?"
Ik kon mij de aankoop van een nieuwe auto niet veroorloven.
We kunnen ons tenminste een huis veroorloven.