French Dutch Dictionary

Français - Nederlands, Vlaams

arrivé in Dutch:

1. aangekomen


Ik ben net aangekomen.
Hij is zaterdag aangekomen in Kyoto.
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.
Hij is hier tien minuten geleden aangekomen.
Iedereen is aangekomen, behalve John.
Is de minister van buitenlandse zaken al aangekomen?
Hij is nog niet aangekomen zeker?
Ik ontving een telegram dat mijn oom aangekomen was.
Hij had al moeten aangekomen zijn.
Mijn ouders zijn net op het station aangekomen.
Deze namiddag, als ik thuis aangekomen ben, ben ik van plan te studeren.
Vergeet niet ons te schrijven, wanneer je in Londen aangekomen bent.
Wanneer zijt ge aangekomen?
Hij is enkele dagen geleden in Amerika aangekomen.
Is Kate nog altijd niet aangekomen?